NASK.H5Water.Les5 2f

1 / 28
volgende
Slide 1: Video
Middelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

0

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling water op aarde

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Drinkwater
Drie manieren om in Nederland drinkwater te maken:
  • Grondwater

  • Oppervlaktewater

  • Water uit de duinen
Grondwater
Dit wordt in hoog Nederland opgepompt uit de grond uit ondergrondse rivieren en meren. Deze liggen tussen de 20 en 200 meter diep.
Het water is door de grond gezuiverd maar moet daarna ook nog gezuiverd worden. 

Oppervlaktewater.
Dit wordt in laag Nederland gemaakt, hier is namelijk het grondwater te zout. Het water wordt gemaakt van uit regenwater dat we uit rivieren en meren pompen en schoonmaken.

Duinwater
Water wat bij de kust uit de bodem gepompt wordt. Het water is zoetwater wat tussen zout- en brakwater zit.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zuivere stof, mengsels, scheiden

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Puur goud is een zuivere stof. Kun je die scheiden?
A
Nee
B
Ja
C
Alleen bij hoge temperatuur

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Mengsel
Een mengsel is een stof die bestaat uit 2 (of meer) verschillende soorten deeltjes.




Slide 9 - Tekstslide

Zuivere stof ook noemen.
Suspensie


In het practicum maakte je drie soorten mengsels. 

Dit is de suspensie (water en bloem)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je een suspensie scheiden?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bezinken en afschenken
Een makkelijke manier om een suspensie te scheiden is laten bezinken en afschenken.

Dit werkt het beste als je vaste stof bestaat uit grote deeltjes die niet goed drijven. Anders gaan ze bij het afschenken mee!

Bezinken en afschenken wordt soms als eerste stap gebruikt om daarna een tweede techniek te gebruiken.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Filtreren
Die tweede stap kan zijn filtreren. Dit betekent de grote vaste deeltjes weghalen met een filter

In het filter blijven de grote deeltjes achter, zij vormen het residu (in het filter).
Het filtraat is de vloeistof die erdoorheen is gelopen.

Een goed filter zal de vaste deeltjes tegenhouden en de vloeistof doorlaten

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oplossing
In het practicum maakte je drie soorten mengsels. 

Dit is de oplossing.

Een oplossing is altijd helder. 

Kan een oplossing een  kleur hebben?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je een oplossing scheiden?

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adsorberen
  • De vorige technieken werken niet bij oplossingen, omdat een oplossing te kleine deeltjes heeft (moleculen) - die niet bezinken en dwars door filters heengaan. Een techniek die wel werkt is adsorberen.
 
  • Met adsorberen voeg je een middel toe, het adsorptiemiddel, dat zich hecht aan de opgeloste stof. Samen vormen ze grotere deeltjes. Die verwijder je - bijvoorbeeld met een filter.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Indampen
  • Een oplossing waarin een vaste stof opgelost is kun je indampen.
 
  • Bij indampen gebruik je warmte om het oplosmiddel te laten verdampen. 

  • De niet-verdampte vaste stof, die eerder in de oplossing zat, blijft achter. Bij indampen wil je juist deze stof, het residu, hebben. 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Destilleren
  • Een oplossing van meerdere vloeistoffen kun je scheiden door destilleren.
  • Dit werkt doordat de stoffen verschillende kookpunten hebben. 

  • Wat achterblijft heet het residu
  • Wat na verdampen condenseert in het nieuwe glas heet destillaat

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Emulsie
Het derde mengsel in het practicum heet emulsie 

Hier  water en olie - twee vloeistoffen die niet in elkaar oplossen.

Je kunt er een emulgator bij doen.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling smeltpunt en kookpunt

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Smelten en koken
  • Bij steeds meer opwarmen gaat een vaste stof smelten (bij de temperatuur die we het smelpunt noemen) 
  • Bij nog meer opwarmen uiteindelijk koken  en verdampen (bij de temperatuur die het kookpunt heet). 
  • Aan het smelt- en kookpunt kun je een stof herkennen!



  • van vast naar vloeibaar = smelten

  • van vloeibaar naar gas = verdampen

Slide 21 - Tekstslide

Deze heb ik even aangepast, want dan is het een inleiding voor de vraag die hierna komt. En ik moest "kookpunt" & "smeltpunt" nog introduceren.
Wat zie je hier allemaal?

Slide 22 - Tekstslide

Wat zijn die bellen?  
Wat is de temperatuur?
Welke fase-overgang zie je?
Geen waterdamp
Mist, nevel, wolken ... het zweeft dus je denkt misschien dat dit gasvormig water is, maar nee ... het zijn mini druppeltjes die zweven in de lucht. 

Waterdamp zelf is onzichtbaar

Pas als het op een raam condenseert (welke fase ....?? ) zie je het. 
Of als het kleine druppeltjes zijn (mist, wolk, welke fase ..??)

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6 Faseovergangen
verdampen & condenseren

smelten & stollen

vervluchtigen & rijpen


Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vervluchtigen en rijpen
Smelten, stollen, verdampen en condenseren zie je bijna elke dag wel een keer. 

Lastiger zijn de overgangen tussen de fases gas (bijvoorbeeld waterdamp)  en vast.

Deze faseovergangen slaan de vloeibare fase over!  

Ze heten rijpen en vervluchtigen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de juiste faseovergang naar de juiste plek.
a. Welke faseovergang vindt plaats van 1 naar 2?
b. Welke faseovergang vindt plaats van 2 naar 3?
c. Welke faseovergang vindt plaats van 3 naar 4?
d. Welke faseovergang vindt plaats van 4 naar 1?
Smelten
condenseren
verdampen
stollen

Slide 26 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zilver is een vaste stof.
Wat zegt dat over het kookpunt?
A
niks
B
dat ligt lager dan kamertemperatuur
C
dat ligt hoger dan kamertemperatuur

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies