5. Een bekend woorddeel zoeken.
1. Deze strategie kan je toepassen bij woorden die zijn samengesteld uit twee of meer woorden.
2. Bij woorden met een voorvoegsel (ongezond) en bij woorden met een achtervoegsel (naamloos).
Voorvoegsels: in-, on-, ont-, her-, wan-, oud-, ge-
Achtervoegsels: -loos, -lijk, -ig, -aar, -heid, -dom, -ling, -baar
6. Het woord lijkt op een woord dat je wel kent bijvoorbeeld uit een andere taal.
bijvoorbeeld: mountainbike => bike = fiets / bergfiets