7.4 Inrichting en beginselen van de democratische rechtsstaat

7.2 Soorten rechten
Je kent de rechten die horen bij de verschillende typen rechtsstaten die je in de vorige les hebt geleerd.
Je gaat na of je de feedback hebt ingeleverd. Indien niet, zie ik je het 8e uur tijdens de mentorles opnieuw om dit recht te zetten.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.2 Soorten rechten
Je kent de rechten die horen bij de verschillende typen rechtsstaten die je in de vorige les hebt geleerd.
Je gaat na of je de feedback hebt ingeleverd. Indien niet, zie ik je het 8e uur tijdens de mentorles opnieuw om dit recht te zetten.

Slide 1 - Tekstslide

Vul hieronder de namen van de vijf typen rechtsstaten in die je hebt geleerd.

Slide 2 - Open vraag

De soorten rechten
Kijk op blz. 124

Slide 3 - Tekstslide

Hoe rechtser de rechtstaat hoe.........
rechten de bevolking heeft.
A
Meer
B
Minder
C
gelijke

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

7.4 Inrichting en beginselen van de democratische rechtsstaat
.
Doel: Je weet wat een democratische rechtsstaat is en je kunt de inrichting van de Nederlandse democratische rechtsstaat uitleggen mbv bijbehorende wetten, instituties en instellingen. Je weet dus ook precies wat dat zijn na deze les.

Slide 6 - Tekstslide

4

Slide 7 - Video

02:31
Wat is een democratische rechtsstaat?
A
staat waarin de macht door of namens het volk wordt uitgeoefend.
B
staat waarin de macht wordt uitgeoefend binnen de grondwet en grondrechten worden beschermd.
C
Geen van beide
D
A en B

Slide 8 - Quizvraag

02:31
In de loop van de tijd is het recht veranderd. Hoe?
A
Doordat er een grondwet kwam en professionele rechters.
B
Door de universele verklaring voor de rechten van de mens kwam er meer vrijheid en gelijkheid voor iedereen.
C
Het recht is voorspelbaar en eerlijk geworden doordat het op schrift is gesteld en in wetten is vastgelegd.
D
A,B en C zijn juist

Slide 9 - Quizvraag

02:31
Wat zijn de drie onveranderd gebleven regels in een democratische rechtsstaat?
timer
1:00

Slide 10 - Open vraag

02:33
1 de machten zijn gescheiden (Trias Politica)
2 rechters zijn onafhankelijk
3 Rechters gebruiken de wet tijdens het rechtspreken. De wet is leidend.

Slide 11 - Tekstslide

Mensenrechten dilemma


         DEBAT
Strijd Links
Strijd Rechts
timer
1:00
Orde
Orde
Vrijheid

Slide 12 - Sleepvraag

5

Slide 13 - Video

In de praktijk:

Slide 14 - Tekstslide

Strafrechtadvocaten vinden dat geen goed idee omdat
A
Slachtoffers vaak te emotioneel zijn en dat is niet goed voor de rechtspraak.
B
De rechter erdoor beïnvloed kan worden.
C
Een verdachte nu verplicht wordt aanwezig te zijn bij een (veelal beschuldigende) spreekrechtverklaring van het slachtoffer, terwijl zijn schuld nog niet is vastgesteld
D
De onschuldspresumptie erdoor in gevaar komt.

Slide 15 - Quizvraag

V4A 10 mei 2023

Slide 16 - Tekstslide

7.2 Soorten rechten
Je kent de rechten die horen bij de verschillende typen rechtsstaten die je in de vorige les hebt geleerd.
Je gaat na of je de feedback hebt ingeleverd. Indien niet, zie ik je het 8e uur tijdens de mentorles opnieuw om dit recht te zetten.

Slide 17 - Tekstslide

Beginselen van de rechtsstaat
Alhoewel het nu volgende filmpje een iets andere indeling hanteert dan je boek, is de uitleg wel fijn om erbij te hebben. Pak alvast p. 133 van je lesboek erbij en lees de tekst nadat je het filmpje hebt bekeken. 
Leer de zes beginselen uit je hoofd!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Schrijf drie dingen op die je geleerd hebt in deze les.
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Heb je alles begrepen? Zo niet stel hier je vraag/vragen.
timer
1:00

Slide 21 - Open vraag

Maken:
Op ST niveau: 15 (laptop nodig) anders 14 maken.
Simpele toepassing: 14
Tekstvragen: 13
timer
1:00
timer
7:00

Slide 22 - Tekstslide

01:48
De grondwet beschermt je vooral tegen
A
je medemensen
B
de politie
C
een te grote macht van de overheid
D
oneerlijke rechters

Slide 23 - Quizvraag

01:48
Wat is een institutie?
A
College voor de Rechten van de Mens
B
Onschuldpresumptie en de Rechtbank
C
Onderwijs, Onafhankelijke Rechtsspraak en het Huwelijk
D
A, B en C

Slide 24 - Quizvraag

01:48
Onder instituties verstaan we
afspraken en wetten over hoe mensen met elkaar omgaan en zich moeten gedragen bij bijvoorbeeld een begrafenis of in de klas. (geschreven en ongeschreven dus.)
Dat is iets anders dan een instelling zoals bijvoorbeeld een school of een rechtbank. Dat zijn de plaatsen waar de instituties worden nageleefd. Dat wil zeggen daar gaan de dingen volgens die geschreven en ongeschreven afspraken en wetten.

Slide 25 - Tekstslide

01:48
Het verschil tussen instellingen en instituties is dus...
timer
2:00

Slide 26 - Open vraag

01:48
Een instelling is een plaats waar bepaalde instituties worden nageleefd. Bijvoorbeeld dat een huwelijk (institutie) juridisch wordt voltrokken op het gemeentehuis waarna er bepaalde regels gelden die aan het huwelijk verbonden zijn in het leven van deze twee mensen en de samenleving.
Simpel onthouden? Naar een instituut/instelling (bv een school) kun je een brief sturen, naar een institutie (bv onderwijs) niet.

Slide 27 - Tekstslide