tijden NT2
1 / 13
Lesduur is: 10 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Het is nu donderdag.
........... is het vrijdag
........... is het vrijdag
A
overmorgen
B
gister
C
morgen
D
vandaag
Slide 2 - Quizvraag
welke maanden is het zomer?
A
mei-augustus
B
juni - september
C
juni en juli
D
juli en augustus
Slide 3 - Quizvraag
Het is nu 2023.
..... jaar was het 2022.
..... jaar was het 2022.
A
een geleden
B
dit
C
volgend
D
vorig
Slide 4 - Quizvraag
Welk woord pas in de zin:
Een ...... heeft 60 seconden.
Een ...... heeft 60 seconden.
Slide 5 - Open vraag
Welk woord past er in de zin:
Een jaar heeft 12 ......
Een jaar heeft 12 ......
Slide 6 - Open vraag
Welk seizoen zie je op de achtergrond?
A
lente
B
herfst
C
zomer
D
winter
Slide 7 - Quizvraag
Welk seizoen zie je op de achtergrond?
De .........
De .........
Slide 8 - Open vraag
In de zomertijd gaat de klok een uur achteruit
A
goed
B
fout
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord pas in de zin?
Het is nu zondag, ...... is het dinsdag.
Het is nu zondag, ...... is het dinsdag.
Slide 10 - Open vraag
Hoeveel seconden zitten er in 5 minuten?
Slide 11 - Open vraag
Als ik wil weten, welke maand het is, dan kijk ik op de .......
Slide 12 - Open vraag
Januari is een maand in de .....
A
winter
B
zomer
C
herfst
D
lente
