H5.4 De evolutietheorie

H5.4 De evolutietheorie
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

H5.4 De evolutietheorie

Slide 1 - Tekstslide

Wat ga je leren?
- Je kunt de evolutietheorie beschrijven.


Er leven miljoenen soorten organismen op aarde. Deze vormen van leven kunnen er erg verschillend uitzien.  Soorten kunnen ontstaan, veranderen en verdwijnen.

Slide 2 - Tekstslide

Evolutie
De ontwikkeling van het leven op aarde, waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen, noem je evolutie.
De evolutietheorie is vooral ontwikkeld door Charles Darwin.
De uitgangspunten van de evolutietheorie zijn:
• een periode van miljoenen jaren
• variatie in genotypen
• natuurlijke selectie
• het ontstaan van nieuwe soorten

Slide 3 - Tekstslide

Variatie in genotypen
De meeste planten en dieren planten zich geslachtelijk voort. Bij geslachtelijke voortplanting ontstaat variatie in genotypen. Ook door mutaties kan variatie in genotypen ontstaan. Als nieuwe genotypen ontstaan, kan dat leiden tot nieuwe fenotypen (zie afbeelding 2).

Slide 4 - Tekstslide

Natuurlijke selectie
Natuurlijke selectie: organismen die goed zijn aangepast aan hun milieu, hebben een grotere kans om in leven te blijven en nakomelingen te krijgen.

Overlevingskans: kans dat een organisme in leven blijft

Slide 5 - Tekstslide

Aanpassing aan het milieu
Een dier kan goed of minder goed zijn aangepast aan het milieu. Dit wordt vooral bepaald door het genotype. Een dier dat goed aan zijn milieu is aangepast, heeft een grote overlevingskans. Van dit dier zullen waarschijnlijk veel nakomelingen in leven blijven en zich voortplanten. De eigenschappen die gunstig zijn om te overleven, worden doorgegeven aan de nakomelingen.

Slide 6 - Tekstslide

Door natuurlijke selectie kunnen soorten veranderen. Een voorbeeld is de giraffe met zijn lange nek.
 Hij heeft meer kans om te overleven en nakomelingen te krijgen.

Slide 7 - Tekstslide

Ontstaan van nieuwe soorten
Het is belangrijk dat bij een soort veel verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. De soort heeft dan een grote overlevingskans. Als de omstandigheden veranderen, is de kans groot dat er organismen zijn met de juiste eigenschappen voor die nieuwe omstandigheden.

Slide 8 - Tekstslide

Het klimaat kan bijvoorbeeld veranderen. Het is dan gunstig als er verschillende genotypen en fenotypen voorkomen. 

Slide 9 - Tekstslide

Door mutatie of geslachtelijke voortplanting kan binnen een soort een nieuwe vorm ontstaan.

Slide 10 - Tekstslide




Verschillende vormen van een soort kunnen gescheiden raken van elkaar, bijvoorbeeld door een rivier, bergen, ijs, een woestijn of een zee. Dit heet isolatie. De twee vormen kunnen dan steeds meer van elkaar gaan verschillen 

Slide 11 - Tekstslide

Hetzelfde kan gebeuren als een groep organismen van één soort gescheiden (geïsoleerd) raakt van de rest van de soort. In de loop van de tijd kan het milieu in de twee leefgebieden gaan verschillen.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide