In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
Welkom!
Y4 Nederlands
Tekststructuren
Slide 1 - Tekstslide
lesdoelen
Aan het eind van deze les...
- weet je de rollen van de inleiding, kern en slot
- weet je wat functies van tekstgedeeltes zijn
- weet je wat de rol van signaalwoorden zijn
Slide 2 - Tekstslide
Tekststructuur
We bespreken tekststructuur op 4 niveaus
basiskennis: inleiding, kern en slot
delen van de tekst: vaste tekststructuren
op alineaniveau: functies van tekstgedeeltes
op zinsniveau: signaalwoorden
Tempo hoog, maak aantekeningen!
Slide 3 - Tekstslide
1. basiskennis: inleiding, kern en slot
Je weet (als het goed is) al dat een tekst uit deze delen bestaat...
Maar weet je ook nog hoe de inleiding en het slot eruit zien?
Slide 4 - Tekstslide
1. basiskennis. Noem een functie die de inleiding kan hebben.
Slide 5 - Woordweb
1. basiskennis. Welke manieren om de tekst af te sluiten ken je?
Slide 6 - Woordweb
Inleiding
Slot
Belangstelling wekken, bijv. met een anekdote/stelling/citaat
Samenvatting
Onderwerp introduceren
Conclusie
Opbouw tekst aankondigen
Afweging
Aanleiding noemen
Aanbeveling
Welwillend stemmen
Oproep
Slide 7 - Tekstslide
Hoe moet je dit kennen?
benoemen wat voor soort inleiding of slot er is!
Let op: er zit een verschil tussen functie inleiden en manieren van belangstelling wekken.
Slide 8 - Tekstslide
Welke manieren van belangstelling wekken weet je nog?
Slide 9 - Open vraag
2: delen van de tekst
vaste tekststructuren en vaste vragen
Slide 10 - Tekstslide
0
Slide 11 - Video
Je moet zes tekststructuren kennen
1. Voordelen-en-nadelenstructuur
2. Vroeg-en-nu-(toekomst)structuur
3. Probleem-en-oplossingstructuur
4. Verschijnsel-en-verklaringstructuur
5. Bewering-en-argumentstructuur
6. Verschijnsel en besprekingstructuur
Slide 12 - Tekstslide
Sleepvraag:
Sleep de juiste inleiding naar de juiste tekststructuur
argumentatie-
structuur
bespreking-
structuur
probleem/
oplossing-
structuur
verklarings-
structuur
voor- en
nadelen-
structuur
inleiding:
stelling,
standpunt
inleiding:
samenvatting van de verschillende onderdelen
inleiding:
probleem
inleiding:
bepaald
verschijnsel
inleiding:
vraag
of
stelling
Slide 13 - Sleepvraag
Slot: aanbeveling/
afweging en samenvatting
Slot: aanbeveling/ samenvatting
Slot: conclusie
Slot: conclusie/ samenvat-ting
Slot: samenvat-
ting
Argumentatie-structuur
Bespreking-structuur
Probleem-oplossingstructuur
Verklaring-structuur
Voor-en-nadelen-structuur
Slide 14 - Sleepvraag
wat is géén tekststructuur
A
verschijnsel-en-besprekingstructuur
B
verleden-heden-toekomsstructuur
C
beoordelingsstructuur
D
verklaringsstructuur
Slide 15 - Quizvraag
Hoe moet je dit kennen?
Theorieboek vanaf p. 133
Herkennen welke tekststructuur een tekst heeft. Dit doe je door te kijken naar inleiding en slot en naar de andere functies in de tekst.
Slide 16 - Tekstslide
3. op alineaniveau: functies van tekstgedeeltes
Heel veel mogelijke rollen die een alinea kan spelen in een tekst.
bijv.
alinea 1 = anekdote.
alinea 2 = stelling.
alinea 3 = argument + bewijs.
alinea 4 = conclusie
Slide 17 - Tekstslide
paragraaf 46 op p. 139: functies van tekstgedeelten
Er is een hele lijst!
Van "aanbeveling" tot "weerlegging"
Hoe moet je dit weten? Je moet alinea's kunnen labelen!
Slide 18 - Tekstslide
Wat is een voordeel van het kennen van functies van tekstgedeelten?
A
Dan begrijp je de tekst beter
B
Dan weet je hoe de verbanden tussen de zinnen zitten
C
Dan kun je beter het onderwerp van de tekst bepalen
Slide 19 - Quizvraag
4. op zinsniveau: signaalwoorden
= expliciete woorden in de tekst waarmee zinnen, zinsgedeelten en alinea's logisch aan elkaar worden gekoppeld.
11 categorieën van verbanden, voor nu alleen de 8 belangrijkste.
Slide 20 - Tekstslide
Signaalwoorden
Slide 21 - Tekstslide
Welke categorie verband hebben we in deze zin: "aangezien ik uitgeput was van onze wandeltocht, ben ik om negen uur gaan slapen"
A
Tegenstellend verband
B
Redengevend/verklarend
C
Samenvattend verband
D
Voorbeeld
Slide 22 - Quizvraag
Hoe moet je dit weten?
Theorieboek hf 33 p, 124-125
Signaalwoorden helpen je vooral bij de andere soorten van tekststructuur en maken het lezen makkelijker. Daarnaast staan antwoorden vaak rondom signaalwoorden.