Les Nederlands examen gesprekken voeren

examen gesprekken voeren
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

examen gesprekken voeren

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

vraagsoorten
en een voorbeeld, hoe het nou net niet moet...

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Open vraag


Wie, wat, waar, waardoor, waarom….etc.

Doel = de ander  laten spreken


gesloten vraag


ja/nee antwoorden

doel = snel informatie verkrijgen


gerichte vraag
open vraag met één antwoordmogelijkheid
doel = snel informatie verkrijgen
suggestieve vraag


Dat is toch een mooi aanbod vind je niet?

doel = inspelen op emotie


keuze vraag


de ander heeft zelf iets in te brengen


controlevraag

je controleert of je het begrepen hebt/of de afspraak duidelijk is





















Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Argument / standpunt
Standpunt
Een standpunt is de mening die een bepaalde persoon over een bepaalde kwestie heeft.

Argument
De argumenten zijn de redenen die jij aanvoert waarom je een bepaalde mening hebt.




Slide 9 - Tekstslide

Maar
een standpunt wordt niet altijd voorafgegaan door een signaalwoord, je zult dan zelf moeten beoordelen of het om een standpunt of een argument gaat.

Slide 10 - Tekstslide

standpunt


Ik vind dat

Volgens mij

Mijn conclusie is dat

Dus

Daarom

Dan ook

Kortom


argument


Omdat

Want

Immers

Namelijk

Aangezien


Slide 11 - Tekstslide

Waar ben jij goed in tijdens een gesprek? (sterke kant)

Slide 12 - Open vraag

Wat vind je moeilijk tijdens het voeren van een gesprek? (zwakke kant)

Slide 13 - Open vraag

interactieregels
- vraag om verduidelijking wanneer je iets niet begrijpt
- laat de ander uitspreken
- blijf beleefd
- let op je lichaamstaal
- spreek duidelijk

Slide 14 - Tekstslide

Vacature niveau 4

 De vacature sluit aan bij de inhoud en het niveau van je opleiding.
 In de vacaturetekst worden minimaal twee eisen gesteld waaraan jij voldoet.
 In de vacaturetekst wordt ook minimaal één eis gesteld waaraan je niet voldoet.
 De vacature vraagt naar bepaalde ervaring die jij hebt.

Slide 15 - Tekstslide

N4->Hoe ziet het examen eruit?
Het gesprek moet ongeveer 8 minuten duren. De volgende punten moeten tijdens het gesprek aan bod komen:
1. introductie van jezelf
2. motivatie voor deze sollicitatie: leg uit wat je aanspreekt aan deze werkgever
3. eisen waaraan je voldoet en waar dat uit blijkt
4. eisen waaraan je niet voldoet en waarom dat niet erg is
5. relevante (werk)ervaring
6. verwachtingen en doelstellingen van jezelf binnen deze functie
Ook stel je minimaal twee vragen over de functie of het bedrijf. Bespreek de verdere procedure rondom de sollicitatie. Maak concrete afspraken over wat er gaat gebeuren.

Slide 16 - Tekstslide

N4 ...en verder...
Ook stel je minimaal twee vragen over de functie of het bedrijf.

 Bespreek de verdere procedure rondom de sollicitatie. 

Maak concrete afspraken over wat er gaat gebeuren.

Slide 17 - Tekstslide

N3 start van het gesprek
1. hoe je BPV tot nu toe gaat
2. je ervaringen
3. één situatie waarvan je heel trots bent op het resultaat
4. één situatie waarin iets fout ging en waarvan je veel hebt geleerd
5. jouw leerpunten
6. je verdere plannen

Slide 18 - Tekstslide

N3->stageplaatsingsgesprek
1. Type organisatie waar er graag BPV gelopen wil worden.
2. Bedenk hiervoor minimaal twee argumenten.
3. Mogelijke leerpunten tijdens je BPV
4. Verwachtingen van het BPV-bedrijf
5. Overige vragen over je BPV-periode:
bedenk zelf minimaal twee
vragen.

Slide 19 - Tekstslide

Beurten nemen en bijdragen aan samenhang

Je kunt het gesprek op gang houden door doeltreffend beurten te nemen en te behouden. Binnen je eigen beurten breng je op vrij complexe wijze samenhang aan. Dit doe je door middel van een goede opbouw en verschillende voeg- en verwijswoorden. Enkele fouten met deze woordsoorten kunnen nog voorkomen in complexe constructies (zoals terwijl, aangezien, hoewel).

Slide 20 - Tekstslide

Afstemming op doel
Je reageert adequaat op je gesprekspartner, waarmee je je gespreksdoel bereikt.

Slide 21 - Tekstslide

Afstemming op de gesprekspartner(s)

Je bent consequent in passend woordgebruik en toon voor verschillende doelgroepen

Slide 22 - Tekstslide

Woordenschat en woordgebruik
Je hebt een goede woordenschat. Dit laat je zien door te variëren in woordgebruik en een adequate woordkeus. Je gebruikt voorzetsels vrijwel altijd correct (zoals als gevolg van, in verband met).

Slide 23 - Tekstslide

Vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

Je bent goed verstaanbaar en het spreektempo is normaal. Haperingen komen weinig voor en zijn niet storend. Je uitspraak is goed met vrijwel altijd een juiste intonatie.
Je beheerst de grammatica goed. Dit laat je zien door correcte zinsconstructies te gebruiken. De werkwoordsvormen zijn meestal correct, behalve bij onregelmatige werkwoorden die weinig voorkomen. De verbuiging van overige woordsoorten (zoals ver gelegen, plastic verpakking) is vrijwel altijd correct.

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

huiswerk
N4-> vacature mailen!!
bekijk de vragen die na de les worden gemaild.
Kies er een drietal uit die je graag zou willen stellen aan iemand in de klas.
Onderzoek of er vragen bij zitten, waar jijzelf helemaal niets mee zou kunnen, of juist wel!

Slide 26 - Tekstslide

Einde les!

Slide 27 - Tekstslide