Past Simple vs Present perfect

PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

PAST SIMPLE vs PRESENT PERFECT

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple vs Present Perfect

Slide 2 - Tekstslide

Verschil present perfect en past simple


Wat is het verschil?
Bij de past simple is de actie in het verleden nu afgelopen.
Bij de present perfect is de actie nog bezig of is er nu nog een link met het verleden.

Slide 3 - Tekstslide

past simple vs. present perfect

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple:    
- worked (ww+ed)
- went (2e rij onr. ww)


Signaalwoorden:
Last Ago Date Yesterday


I worked in a bakery in 2010.
Present Perfect:
- have worked (ww+ed)
- has gone (3e rij onr. ww)
= have/has + volt.dw

Signaalwoorden:
For Yet Never Ever
Just Always Since

I have worked here since 2010

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple or Present perfect:
They ____ (wash) the car. It looks new again.

Slide 6 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
Last year we ____ (go) to Italy.

Slide 7 - Open vraag

Past Simple or Present perfect:
She ___ (see) that film three times already.

Slide 8 - Open vraag

Future

Slide 9 - Tekstslide

The Future

Slide 10 - Tekstslide

Will:
- belofte / besluit / voornemen
- voorspelling zonder bewijs
vb: I will help you.


Am, are, is + going to + ww:
- plan
- voorspelling met bewijs
vb: I am going to Spain next year.
Present Continuous:
- afspraak met tijd/plaats
vb: I am meeting my friends in the city center on Tuesday. 


Present Simple:
- vast schema
- begin-eindtijd / opening-sluitingstijd
vb: The train leaves at 8 o'clock.

Slide 11 - Tekstslide

future
The night club _____ (close) at six in the morning
A
is going to close
B
will close
C
closes

Slide 12 - Quizvraag

Fill in a form of the future:.

I ___________ a car when I receive my next salary.

A
am buying
B
will buy
C
buy
D
am going to buy

Slide 13 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
I ____ (get) you some water.
A
will get
B
am going to
C
will
D
am going to get

Slide 14 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
Look at the sky! It ____ (rain) soon!
A
will
B
going to rain
C
will rain
D
is going to rain

Slide 15 - Quizvraag

Fill in a form of the future:
I promise, I ____ (be) on time.
A
will
B
am going to
C
will be
D
am going to be

Slide 16 - Quizvraag





      Word 



Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Hoe vaak?
ALWAYS / NEVER / OFTEN / USUALLY / SOMETIMES 
Deze woorden komen altijd:
> voor het ww
> achter am, are, is

VB1: She usually visits her grandmother on Sunday. 
VB2: He is never late for school.  

Slide 19 - Tekstslide

Maak een correcte Engels zin:
never - David - Fortnite - Tuesday - plays - on

Slide 20 - Open vraag

Wat is de juiste vertaling van deze zin:
'Mike wast op woensdag altijd zijn auto.
A
Mike washes his car always on Wednesday.
B
Mike washes always his car on Wednesday.
C
Mike always washes his car on Wednesday.
D
Mike always washes on Wednesday his car.

Slide 21 - Quizvraag

Ontkenningen (not)

Slide 22 - Tekstslide

Hulp WW?
am, are, is, was, were
can, could, will, have, has

She wasn't happy at all.
Can't he help us?
Overige WW?
gebruik don't, doesn't 
of didn't (v.t.)

She doesn't like football. 
He didn't work yesterday.  

Slide 23 - Tekstslide

Maak de zin ontkennend:
She loves school.

Slide 24 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
I will help you.

Slide 25 - Open vraag

Maak de zin ontkennend:
Mike ate an apple.

Slide 26 - Open vraag

Ik wil graag nog extra uitleg over één van de grammatica onderdelen...
A
JA
B
NEE

Slide 27 - Quizvraag

past simple: ezelsbruggetje

Slide 28 - Tekstslide

past simple: ezelsbruggetje
Waldy

When, Ago, Last ... , Days/Dates, Yesterday/Year

Slide 29 - Tekstslide

Past simple

Slide 30 - Tekstslide

Past Simple of
to work?
A
works
B
worked
C
working

Slide 31 - Quizvraag

Past Simple of
to see?
A
saw
B
seen
C
see
D
seed

Slide 32 - Quizvraag

Present perfect
gebruik / vorm / ezelsbruggetje

Slide 33 - Tekstslide

present perfect: gebruik en vorm
- Gebruik:
   - verleden begonnen, nu nog bezig

   - verleden gebeurd, nu nog merkbaar
   - iets uit het verleden is nu nog belangrijk
- Vorm:
    - have / has (he-she-it) + voltooid deelwoord
       - regelmatige werkwoorden + ed
       - onregelmatige werkwoorden > 3e rijtje




Slide 34 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje

Slide 35 - Tekstslide

present perfect: ezelsbruggetje
FYNE JAS

For, Yet, Never, Ever
Just, Already (Always), Since

Slide 36 - Tekstslide

Present perfect

Slide 37 - Tekstslide



past simple:
- voorbij
- je weet wanneer
- WALDY
- w.w. + ed
- 2e rijtje
- ? = did + w.w.
- - = didn't + w.w.


present perfect:
- nog bezig / merkbaar
- nu nog belangrijk
- FYNE JAS
- have/has + w.w. + ed
- have/has + 3e rijtje
- he/she/it = has
- I/you/we/they = have
past simple vs. present perfect

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Maak present perfect:
Grandmother ....... (bake) a cake.

Slide 41 - Open vraag

Maak de present perfect:
Martha..... her homework. (finish)

Slide 42 - Open vraag

Maak de present perfect:
We .... .... to school (go)

Slide 43 - Open vraag

for/since
I have known Mary _____ a long time now
A
since
B
for

Slide 44 - Quizvraag

I've had a headache ... Monday
A
for
B
since

Slide 45 - Quizvraag