Herhalen onderdelen instaptoets H2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Bonjour la classe!

Bonjour la classe!

        

        H2P&A2A

Voici un test pour testez vos connaissances

Het onbepaalde en bepaalde lidwoord

Een: un/une 

De/het:   le/la/l’/les

Voorbeeld:

Une fille: een  meisje    La  fille: het meisje
Les filles: de meisjes  

Vervang de bepaald lidwoorden( le,la,l') door een onbepaald lidwoord

                          Le garcon      _____________ garcon                           L'adresse (v)       _________adresse

L'hôtel _________________hôtel

Wat is het meervoud van la maison?

Wat is de vertaling van les filles ?

Wat betekent Ils ont?

avoir, nous ...

1. sommes
2. êtes
3. avez
4. avons

être, elles ...

1. est
2. a
3. sont
4. ont

sommes

êtes

suis

sont

es

est

Je

Tu

Il/elle/on

Nous

Vous

Ils/elles

Ik

Jij

Hij

Wij

Jullie / U

sont

Zij

Men

je

tu

il

elle

on

nous

vous

ils 

elles

Tekst

Tekst

Tekst

avoir

aller

être

J'ai

tu vas

nous allons

vous êtes

ils vont

elles ont

elle a

il est

je vais

on va

vous avez

nous sommes

Uit welke 2 delen bestaat de ontkenning in het Frans?

De Ontkenning komt in het Frans:

1. Om het werkwoord heen
2. Om het onderwerp
3. Om de persoonsvorm
4. Om het eerste werkwoord in de zin

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(haar) petit frère

1. son
2. sa
3. ses

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(jouw) parents

1. ton
2. ta
3. tes

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(jouw) amie

1. ton
2. ta
3. tes

Hoe vertaal je het bezittelijk vnw?
(mijn) amies

1. mon
2. ma
3. mes

Een bijvoeglijk naamwoord komt in het Frans normaal gesproken

1. voor het zelfstandig naamwoord
2. achter het zelfstandig naamwoord

4

14

40

24

80

quatre

quatorze

vingt-quatre

quarante

quatre-vingts

Q12: Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.

MIJN

JOUW

ZIJN/HAAR

mon

ton

son

ta

tes

mes

ses

ma

sa

Hoe vertaal je?
Jij gaat werken

1. Tu vais travailler
2. Tu vas travailler
3. Tu va travailler
4. Tu travailler

Zet in de futur proche:

Nous visitons le Parc Astérix.

1. Vous allons visiter le Parc Astérix.
2. Ils vont visiter le Parc Astérix.
3. Nous allons visiter le Parc Astérix.
4. Vous allez visiter le Parc Astérix.

Zet de volgende zin in de futur proche

Je regarde la télevision.

Is de vrouwelijke vorm van beau(mooi)?

1. beaux
2. belles
3. belle
4. bel

Welk rijtje van oud is juist?

1. vieux-vieille-vieux-vieilles
2. vieux-vieuxe-vieuxs-vieuxes

Wat is de vrouwelijke vorm van grand?

1. grand
2. grands
3. grande
4. grandes

Hoe laat is het precies als je zegt 'IL est midi et quart?

1. 0.15
2. 15.15
3. 14.30
4. 12.15

Hoe laat is het als je zegt : Il est cinq heures et demi?

1. 6.30
2. 7.30
3. 5.30

Wat is het getal cent?

1. 1000
2. 100
3. 10000
4. 10

Wat is het getal quatre-vingt?

1. 24
2. 80

Wat is cinquante neuf?

1. 48
2. 63
3. 36
4. 59

Wat zijn de uitgangen van de regelmatige - er werkwoorden

Wat is de nous-vorm van het werkwoord aimer?

1. nous aimes
2. nous aimez
3. nous aimons

Wat is de tu-vorm van het ww regarder?

1. tu regardes
2. tu regarde
3. tu regardee