persoonsvorm verledentijd

persoonsvorm verleden tijd
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

persoonsvorm verleden tijd

Slide 1 - Tekstslide

Stil Lezen
timer
12:00
Stil lezen!
Ik zie je lezen. 

Slide 2 - Tekstslide

STERKE

werkwoorden


heeft de KRACHT om in de verleden tijd te veranderen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen - ik koop - ik kocht

lopen - ik loop - ik liep

geven - ik geef - ik gaf

kruipen - ik kruip - ik kroop

Slide 5 - Tekstslide

Verleden tijd sterke werkwoord van
kopen

Slide 6 - Open vraag

Verleden tijd sterke werkwoord van
(ik) lopen

Slide 7 - Open vraag

Verleden tijd sterke werkwoord van
(ik) geven

Slide 8 - Open vraag

Verleden tijd sterke werkwoord van
(ik) kruipen

Slide 9 - Open vraag

Een sterk werkwoord verandert in de verleden tijd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Geef de verleden tijd van het sterke werkwoord: vechten- ik.......
A
vecht
B
vechtte
C
vocht
D
vochte

Slide 11 - Quizvraag

Geef de verleden tijd van het sterke werkwoord: zwemmen- hij ........
A
zwemde
B
zwemden
C
zwom
D
zwomde

Slide 12 - Quizvraag

Wat zijn sterke werkwoorden?
A
Werkwoorden die van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
B
Werkwoorden die niet van klank veranderen als je de pv in de verleden tijd zet.
C
Werkwoorden die aangeven dat een onderwerp sterk is.
D
Woorden die met 'sterk zijn' te maken hebben.

Slide 13 - Quizvraag

Zelf aan de slag
Opdrachten maken:
bladzijde 222 startopdracht + opdracht 1 tot en met 4

Slide 14 - Tekstslide