In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Herhaling hoofdstuk 6
rekenen via 1
van aantal naar procenten
korting
prijsverhoging
Slide 1 - Tekstslide
Wat moet er staan bij de x ...?
A
1000
B
100
C
12
D
350
Slide 2 - Quizvraag
Wat moet er staan bij : ... ?
A
0,75
B
3
C
150
D
500
Slide 3 - Quizvraag
Wat reken je via 1?
A
Aantal mL
B
Prijs in euro
C
Allebei
D
Niks
Slide 4 - Quizvraag
Een woonzorgcentrum heeft 150 bewoners. Daarvan zijn er 108 ouder dan 80 jaar.
Waarom staat er 100 onder 150 in de tabel?
A
Omdat er 100 bewoners zijn
B
Omdat 150 bewoners
100% is.
C
Omdat je moet delen door 100
D
Omdat er 108 ouder zijn dan 80
Slide 5 - Quizvraag
Een woonzorgcentrum heeft 150 bewoners. Daarvan zijn er 108 ouder dan 80 jaar.
Waarom staat er 108 bij aantal?
A
Omdat er 100 bewoners zijn
B
Omdat 150 bewoners
100% is.
C
Omdat je moet delen door 100
D
Omdat er 108 ouder zijn dan 80
Slide 6 - Quizvraag
Een woonzorgcentrum heeft 150 bewoners. Daarvan zijn er 108 ouder dan 80 jaar.
Hoe bereken je hoeveel procent ouder is dan 80?
A
150 : 108
B
100 : 108
C
100 : 1 x 108
D
100 : 150 x 108
Slide 7 - Quizvraag
'Handige percentages' Als je 10% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10
B
Delen door 100
C
Delen door 4
D
Keer 10 doen
Slide 8 - Quizvraag
'Handige percentages' Als je 25% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10
B
Delen door 100
C
Delen door 4
D
Keer 10 doen
Slide 9 - Quizvraag
'Handige percentages' Als je 40% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 10 en dan keer 4
B
Delen door 100 dan
keer 3
C
Delen door 4 keer 10
D
Keer 10 doen
Slide 10 - Quizvraag
'Handige percentages' Als je 50% van iets wilt uitrekenen dan kun je ....
A
Delen door 4
B
Delen door 5
C
Delen door 2
D
keer 2 doen
Slide 11 - Quizvraag
Bereken het kortingsbedrag van de shampoo
A
€3,10
B
€1,60
C
€0,80
D
€20
Slide 12 - Quizvraag
Bereken de nieuwe prijs van de sportschoenen
A
€20,-
B
€40,-
C
€60,-
D
€25,-
Slide 13 - Quizvraag
Hoe bereken je de korting?
A
59 x 15
B
59 x 100 x 15
C
59 : 100
D
59 : 100 x 15
Slide 14 - Quizvraag
Een fiets van €879,- wordt 8% duurder Hoeveel procent moet je betalen
A
8
B
100
C
92
D
108
Slide 15 - Quizvraag
Een fiets van €879,- wordt 8% duurder Hoe bereken je de nieuwe prijs?
A
879 : 100 x 8
B
879 x 108
C
879 : 100 x 108
D
978 : 100 x 108
Slide 16 - Quizvraag
Esmee werkt in de vakantie in een supermarkt. Ze verdient daarmee €20,50 per dag. Ze is jarig geweest en krijgt 12% loonsverhoging. Wat gaat ze nu per dag verdienen
A
20,50
B
22,40
C
24,0
D
30,0
Slide 17 - Quizvraag
Wie gaat een voldoende halen voor dit proefwerk?
A
Ik wel
B
Ik niet
Slide 18 - Quizvraag
Hoe goed ben jij in het berekenen van verhoudingen en procenten?