Spelling - groep 6 - Stam +t - 18 februari

Doel: Werkwoorden tegenwoordige tijd (w.w. t.t.)
Je oefent vandaag met de categorie: caféwoorden (23)
Je bepaalt of zinnen in de tegenwoordige of verleden tijd staan


1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpellingBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Doel: Werkwoorden tegenwoordige tijd (w.w. t.t.)
Je oefent vandaag met de categorie: caféwoorden (23)
Je bepaalt of zinnen in de tegenwoordige of verleden tijd staan


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

café-woorden

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Staat de zin in de t.t. of in de v.t.?

De kat krabt de krullen van de trap.
A
tegenwoordige tijd (t.t.)
B
verleden tijd (v.t.)

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat de zin in de t.t. of in de v.t.?

Ik praatte voor mijn beurt.
A
tegenwoordige tijd (t.t.)
B
verleden tijd (v.t.)

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat de zin in de t.t. of in de v.t.?

Ik werk de hele week heel hard.
A
tegenwoordige tijd (t.t)
B
verleden tijd (v.t)

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat de zin in de t.t. of in de v.t.?

Ik schoof van de slee.
A
tegenwoordige tijd (t.t)
B
verleden tijd (v.t)

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Staat de zin in de t.t. of in de v.t.?

Hij wordt volgende week 18 jaar.
A
t.t.
B
v.t.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tegenwoordige tijd
maken
Ik, ...jij
Stam 
hele werkwoord -en
maak
jij, hij, zij,
een ander, (enkelvoud)
stam +t
hele werkwoord -en + t
maakt
wij, jullie, 
de anderen (meervoud)
hele werkwoord
hele werkwoord
maken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

braden
bereiden
kruiden
genieten
veranderen
ik
jij
wij
braad
braadt
braden
bereid
bereidt
bereiden
kruiden
kruid
kruidt
genieten
geniet
geniet
verander
verandert
veranderen

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 10 - Open vraag

het liedje
Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 11 - Open vraag

het couplet
Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 12 - Open vraag

het thema
Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 13 - Open vraag

de cello
Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 14 - Open vraag

vrolijke
Schrijf het woord dat je hoort:

Slide 15 - Open vraag

scherp
Schrijf de zin op die je hoort:
(let op: komma!)

Slide 16 - Open vraag

De violen klonken zacht, maar wel mooi in dat lange refrein.
Ik ben tevreden met mijn antwoorden deze les.
Deze zin past helemaal bij mij.
Deze zin past een klein beetje bij mij.
Deze zin past niet goed bij mij.
Deze zin past helemaal niet goed bij mij.

Slide 17 - Poll

Deze slide heeft geen instructies