V4_T3_BS5/6

T3 Genetica
BS 5
4V
25-1-23
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

T3 Genetica
BS 5
4V
25-1-23

Slide 1 - Tekstslide

Planning 25 januari
  • Herhalen monohybride kruisingen
  • Leerdoelen

  • Instructie dihybride kruisingen
  • Verwerken

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Een bruine muis en een grijze muis (heterozygoot) krijgen nakomelingen. De grijze kleur is dominant. Hoeveel % van de nakomelingen is bruin?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Dihybride
= een kruising met 2 eigenschappen

Onafhankelijke overerving wanneer genenparen in verschillende chromosomenparen liggen

Slide 11 - Tekstslide

Bij bananenvliegjes is het allel Q dominant over het allel q. Het allel R is dominant over het allel r. De genen zijn niet gekoppeld.

Bij welke van onderstaande kruisingen kunnen individuen ontstaan die homozygoot zijn voor beide recessieve allelen?
A
Qqrr x QQrr
B
QqRr x qqRR
C
qqRR x QQrr
D
QqRr x qqRr

Slide 12 - Quizvraag

Opdracht 1: dihybride kruising
Bij beren wordt de vacht type en kleur bepaald door twee genen.
Het allel voor een gekrulde vacht (G) is dominant over het allel voor een gladde vacht (g).
Het allel voor een zwarte vacht (Z) is dominant over het allel voor een bruine vacht (z).
2 beren paren met elkaar. De moederbeer heeft Genotype GGZZ en de vaderbeer heeft het genotype ggzz.

Maak een kruisingsschema.

Een mannetje uit de F1 kruist verder met een GgZz vrouwtje.
Maak weer een kruisingsschema en schrijf de verhouding fenotypen op

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Het genotype van een individu is EeFfGGHh.

Hoeveel verschillende geslachtscellen kan dit individu maken?
A
2
B
4
C
8
D
16

Slide 15 - Quizvraag

Huiswerk
Dinsdag 31 januari:
55, 56, 57, 60, 61, 62, 63, 64
66 t/m 69

Slide 16 - Tekstslide

T3 Genetica
BS 6
4V
25-1-23

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Je kunt kruisingsschema's maken voor onafhankelijke overerving van multipele allelen, letale factoren en gekoppelde genen en hieruit of uit stambomen de frequentie van genotypen en fenotypen van nakomelingen afleiden
  2. Je kunt verklaren dat mitochondriale overerving kan leiden tot een andere overerving dan volgens de wetten van Mendel 

Slide 18 - Tekstslide

Multipele allelen
Tot nu toe hebben we gekeken naar 2 mogelijke allelen, maar:
- Op populatieniveau kunnen 3 of meer verschillende allelen bestaan --> multipele allelen

Slide 19 - Tekstslide

Multipele allelen

Slide 20 - Tekstslide

Huiswerk
Woensdag 1 februari:
55, 56, 57, 60, 61, 62, 63, 64
66 t/m 69

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb (A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1-dieren onderling gekruist. In de F2-generatie is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4

Slide 28 - Quizvraag

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Alle nakomelingen
 in de F1 zijn:        

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Opdracht 2: Gekoppelde dihybride kruising
Onderzoekers ontdekten dat geen van de beren in de F2 een gekrulde bruine vacht hadden of een gladde zwarte vacht. Daarom denken ze dat er sprake is van gekoppelde overerving.

Maak weer een kruisingsschema, maar ga er nu van uit dat de allelen gekoppeld zijn. De kruising begint als volgt:
P:     


Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Bij pronkerwten zijn de allelen P en L gekoppeld. 

P = paarse bloemkleur en is dominant over rode bloemen.


Bij stuifmeelkorrels blijken twee vormen voor te komen: 

L = langwerpige stuifmeelkorrels
l = ronde stuifmeelkorrels

Een plant met rode bloemen en rond stuifmeel wordt gekruist met
een ouder die heterozygoot is voor beide eigenschappen:
Wat zijn de verhoudingen van de fenotypes in de F1-generatie?
A
0/100
B
25/75
C
50/50
D
20/80

Slide 41 - Quizvraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

AABbCcddEe x aaBbCCDdee
bereken de kans op AaBBCCDdee
(noteer een breuk 1/2, 1/3, 1/4, etc)

Slide 44 - Open vraag

Slide 45 - Tekstslide

Huiswerk
70 t/m 74

Slide 46 - Tekstslide