TVH2C leçon 12

Bonjour T1C
Bonjour !
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Bonjour T1C
Bonjour !

Slide 1 - Tekstslide

Programme 
pour la leçon 12
        Aujourd'hui (=vandaag) 
  • Écouter un fragment d'actualité
  • Pratiquer les voorzetsels
  • Jouer au jeu du passé composé
mercredi 8 mars

Slide 2 - Tekstslide

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 3 - Sleepvraag

Résumé
À =  dorp en steden
En = continenten en vr. landen
Au = mannelijke landen
Aux = Landen meervoud

Slide 4 - Tekstslide

Exercices supplémentaires voorzetsels landennamen
timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide

Regardez et décrivez ( = beschrijf) le dessin ( = de tekening).
 Regardez le dessin (de tekening). Qu'est-ce que vous voyez ?

Slide 6 - Tekstslide

Aujourd'hui, le 8 mars, c'est la journée internationale des droits des femmes !

Slide 7 - Tekstslide

Compréhension orale sur l'actualité 
Le rêve d'apprendre

Slide 8 - Tekstslide

- De hulpkaarten "hebben" en "zijn" worden gedekt op een trekstapel gelegd.
- Deel alle andere kaarten.
- Degene die begint trekt een hulpkaart van de stapel. Ze moet dan een kaart plaatsen die bij de hulp hoort. Als ze geen kaart heeft die werkt, passt ze haar beurt.
- Zodra de vervoeging is voltooid (voorbeeld: ik ging), trek je nog een extra kaart en ga je verder zoals voorheen.
- Voor werkwoorden die werken met het hulpwerkwoord "être" (gaan, aankomen en blijven), kun je ook de uitgangen "e", "s" en "es" tekenen.
- Degene die wint is degene met de minste kaarten aan het einde.
Le jeu du passé composé
  1. De hulpwerkwoordkaarten "avoir" en "être" worden met de bedrukte zijde naar beneden in een stapel getrokken.
  2. Alle andere kaarten delen.
  3. De persoon die begint trekt een hulpwerkwoord kaart uit de stapel. Hij/zij moet dan een kaart plaatsen die bij het hulpwerkwoord hoort. Als hij/zij geen kaart heeft die werkt, slaat hij/zij haar beurt over.
  4. Als de vervoeging eenmaal voltooid is (bijvoorbeeld: j'ai mangé), trek je een andere hulpwerkwoord en ga je verder zoals voorheen.
  5. Voor werkwoorden die werken met het hulpwerkwoord "être" ("aller", "arriver" en "rester"), kun je ook de eindjes "e", "s" en "es" trekken als jij geen andere mogelijkheid hebt tijdens jouw beurt.
  6. Degene die wint is degene met de minste kaarten aan het einde.

Slide 9 - Tekstslide

QUIZLET/WRTS
Apprendre la liste 1-6 N-F

Slide 10 - Tekstslide

Devoirs

Apprendre (=leren):
- Quizlet/WRTS: voca 1-6 N-F

en de SO van chapitre 1 op woensdag!

Slide 11 - Tekstslide