Bevat de wond niet-levensvatbaar of necrotisch weefsel? Hoe groot/diep is de wond? Welke kleur heeft de wond? Geef een beschrijving. Gebruik hierbij het rood-geel-zwartmodel van de WCS.
Infection
Vertoont de wond tekenen van een bacteriële ontsteking? Geef een beschrijving van de mate van infectie.
Moisture
Zijn de wond en de wondomgeving nat, vochtig of droog? Is er oedeem? Geef een beschrijving van de mate van vochtigheid van de wond(omgeving). Hierbij hoort ook de spanning van de huid (huidturgor) en het al dan niet aanwezig zijn van oedeem in de omgeving.
Edge
Zijn de wondranden teruggetrokken, ondermijnd of sluit de opperhuid (epidermis) zich niet over het granulerende weefsel? Als de randen elkaar niet kunnen raken, kan de wond niet genezen. Geef een beschrijving van de randen en de wondomgeving, bijvoorbeeld verweking (maceratie).
Slide 9 - Tekstslide
Doel?
Vochtig houden van de wondbodem.
Bevordert de ontwikkeling van de epitheelcellen.
Schoonhouden van de wond.
Voorkomen van infecties en beschadigingen van het granulatieweefsel.
Slide 10 - Tekstslide
Een rode wond maak je schoon in de richting van:
A
Buiten naar Binnen
B
Boven naar beneden
C
Binnen naar buiten
D
Maakt niet uit
Slide 11 - Quizvraag
Welke materialen heb je nodig
Slide 12 - Woordweb
Welke interventies naast directe wondzorg zetten we in?