Oefenen voor het SO H1.1, 1.3, 1.5

Oefenen voor het SO
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Oefenen voor het SO

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 1.1 Fictie

Slide 2 - Tekstslide


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 3 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
Is dit fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 4 - Quizvraag


Fictie of non-fictie?
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 5 - Quizvraag


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 6 - Quizvraag

Fictie - Wat is fictie?
A
Verzonnen verhalen
B
Biografie
C
Informatieve verhalen
D
Autobiografie

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een spanningsvraag
A
Wat voor kleding trekt de hoofdpersoon aan?
B
Wie achtervolgt de hoofdpersoon?
C
Hoe heet de oom van de hoofdpersoon?

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraak over hoofdpersonen klopt? Je weet over de hoofdpersoon...
A
Alles, behalve de gedachten
B
Niets
C
Veel, informatie maar ook gevoelens en gedachten

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdpersonen
A
Alle mensen die voorkomen in een verhaal
B
Belangrijkste personen in het verhaal
C
Alle personen die een naam hebben in het verhaal

Slide 10 - Quizvraag

Een beoordelingswoord is een......
A
een feit
B
een mening
C
een argument
D
een idee

Slide 11 - Quizvraag


Een beoordelingswoord is ...
A
een feit
B
een argument
C
een mening
D
een idee

Slide 12 - Quizvraag

Hoofstuk 1.3 Lezen

Slide 13 - Tekstslide

Wat is een leesstrategie?
A
Een duur woord voor boekenplank.
B
Een manier om een tekst te lezen
C
Een toets over lezen
D
Geen idee

Slide 14 - Quizvraag

Leesstrategieën: wat is geen leesstrategie?
A
verkennend lezen
B
zoekend lezen
C
onbewust lezen
D
nauwkeurig lezen

Slide 15 - Quizvraag


Bij verkennend lezen...
A
...probeer je de tekst te begrijpen en wil je precies weten wat erin staat.
B
...probeer je een eerste indruk van de tekst te krijgen.
C
...probeer je de tekst uit je hoofd te leren.
D
...probeer je in de tekst te vinden wat je zoekt.

Slide 16 - Quizvraag


Bij nauwkeurig lezen ...
A
probeer je in de tekst te vinden wat je zoekt.
B
probeer je een eerste indruk van de tekst te krijgen.
C
probeer je de tekst uit je hoofd te leren.
D
probeer je de tekst te begrijpen en wil je precies weten wat er in staat.

Slide 17 - Quizvraag

Bij nauwkeurig lezen
A
lees je de hele tekst zin voor zin
B
bekijk je alleen de plaatjes
C
zoek je alleen naar antwoord op de vragen
D
lees je alleen de titel en deeltitels

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van een tekst?

Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
gevonden pootafdrukken van dino's
B
het Schotse eiland Skye
C
wetenschappers in Schotland

Slide 20 - Quizvraag

signaalwoord opsomming
A
ten tweede
B
omdat

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoorden opsomming
A
ten eerste, ten tweede, ook, verder
B
maar, echter, toch, tegenover
C
bijvoorbeeld, zo, zoals

Slide 22 - Quizvraag

Wat doet het signaalwoord
'opsomming' ?
A
Verschillende dingen die bij elkaar horen
B
Een tegenstelling geven
C
volgorde aangeven
D
tegenovergestelde aan geven

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Het onderwerp van een tekst.
B
Het onderwerp van een alinea.
C
Aspecten van het onderwerp.

Slide 24 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
De belangrijkste zin van een alinea
B
waar de hele tekst over gaat
C
de boodschap die de schrijver heeft met zijn tekst
D
het onderwerp van één of meerdere alinea's

Slide 25 - Quizvraag

Hoofdstuk 1.5 woorden

Slide 26 - Tekstslide

Wat betekent opstarten?
A
Pauzeren van de computer
B
Verplaatsen van de computer
C
Uitzetten van de computer
D
Aanzetten van de computer

Slide 27 - Quizvraag

Wat betekent het document?
A
Een recept voor appeltaart
B
Een video van een concert
C
Een foto van een landschap
D
Een stuk papier met belangrijke informatie

Slide 28 - Quizvraag

Hoe wordt 'smeken' het best omschreven?
A
Onverschillig om iets vragen aan iemand
B
Heel dringend om iets vragen aan iemand die meer macht heeft
C
Rustig iets eisen van iemand
D
Beleefd iets vragen aan iemand

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord 'achteruitwijken'?
A
Vooruitgaan
B
Opzijgaan
C
Stilstaan
D
Terugdeinzen

Slide 30 - Quizvraag

Een voorvoegsel
A
kan een andere betekenis geven aan een woord
B
kan geen andere betekenis geven aan een woord
C
staat aan het begin van een zin
D
staat aan het eind van een zin

Slide 31 - Quizvraag

Wat is een voorvoegsel?
A
Een woord voor een ander woord
B
Een klein stukje voor het woord bijv. on of her
C
Iets wat achter een woord staat

Slide 32 - Quizvraag

Ik begrijp de onderwerpen voor het SO
Ja helemaal
Best wel aardig
Ik moet nog flink leren

Slide 33 - Poll