Much & many uitleg

Much & many
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Much & many

Slide 1 - Tekstslide

Wat betekenen de woorden
much & many?

Slide 2 - Woordweb

VEEL
many = meervoud of telbaar

many children
many birds
many subjects
many stories

Slide 3 - Tekstslide

VEEL
much = enkelvoud of ontelbaar

much sugar
much time
much homework
much coffee


Slide 4 - Tekstslide

Much & Many
Copy this in your note book!

Much = veel
Many = veel


Slide 5 - Tekstslide

LEERDOEL
Aan het einde van deze les:
  • weet je het verschil tussen much en many.
  • weet je wanneer je much en many moet gebruiken.

Slide 6 - Tekstslide

Much & Many
Copy this in your note book!

Much → money, music, sugar, milk, butter
Many → chairs, desks, pens, stars, keys

Slide 7 - Tekstslide

Much & Many
Copy this in your note book!

Much → zelfstandig naamwoord (ontelbaar)
Many → zelfstandig naamwoord (telbaar)


Slide 8 - Tekstslide

Much & Many
Copy this in your note book!

Hoe kun je dit makkelijk onthouden?
Many cups
Much coffee

Slide 9 - Tekstslide

MUCH
MANY
money
sand
girls
pens
cars
coffee
rain
water
doors
hair
tables
phones

Slide 10 - Sleepvraag

REVIEW
Wanneer gebruik je much en wanneer gebruik je many?

Slide 11 - Tekstslide

REVIEW
Geef een voorbeeld van much & many.

Slide 12 - Tekstslide

Much or many?
coffee
A
much
B
many

Slide 13 - Quizvraag

Much or many?
children
A
much
B
many

Slide 14 - Quizvraag

Much or many?
friends
A
much
B
many

Slide 15 - Quizvraag

Much or many?
food
A
much
B
many

Slide 16 - Quizvraag

Much or many?
tomatoes
A
much
B
many

Slide 17 - Quizvraag

Much or many?
secrets
A
much
B
many

Slide 18 - Quizvraag

Much or many?
oranges
A
much
B
many

Slide 19 - Quizvraag

Much or many?
fun
A
much
B
many

Slide 20 - Quizvraag

LEERDOEL
Aan het einde van deze les:
  • weet je het verschil tussen much en many.
  • weet je wanneer je much en many moet gebruiken.

Slide 21 - Tekstslide

Ik weet het verschil tussen
much en many en ik weet ook wanneer ik dat moet toepassen.
A
Ik weet dat!
B
Ik weet dat meestal wel.
C
Ik weet dat soms.
D
Ik weet dat niet!

Slide 22 - Quizvraag