In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Imperium Romanum
Slide 1 - Tekstslide
Wnaneer was de tijd van de romeinen?
A
588v.chr tot 497n.chr
B
678v.chr tot 348n.chr
C
400v.chr tot 800n.chr
D
753v.chr tot 476n.chr
Slide 2 - Quizvraag
Het hoofdstuk over de Romeinen heet Imperium Romanum. Wat zou dit betekenen?
A
Romeinse Leiders
B
Romeinse Tijd
C
Romeinse Vrede
D
Romeinse Rijk
Slide 3 - Quizvraag
Wanneer was het Romeinse Rijk het grootst?
A
117 v. Chr.
B
17 v. Chr.
C
17 n. Chr.
D
117 n. Chr.
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de juiste volgorde over het bestuur van het Romeinse Rijk?
A
koninkrijk - republiek - keizerrijk
B
republiek - keizerrijk - koninkrijk
C
keizerrijk - koninkrijk - republiek
D
koninkrijk - keizerrijk - republiek
Slide 5 - Quizvraag
Door wie werden de Romeinen beïnvloed?
A
Grieken
B
Egyptenaren
C
Etrusken
D
Joden
Slide 6 - Quizvraag
Wat hebben de Romeinen niet van de Etrusken overgenomen?
A
riolering
B
aanleggen van havens
C
droogleggen moerassen
D
gebruik van baksteen
Slide 7 - Quizvraag
Wat hebben de Romeinen niet van de Grieken overgenomen?
A
goden
B
schrift
C
olijfolie
D
boog en gewelf
Slide 8 - Quizvraag
De meeste Romeinse veroveringen zijn tussen:
A
509-350 voor Chr
B
753-509 voor Chr
C
350-100 voor Chr
D
27-250 na Chr
Slide 9 - Quizvraag
Hoe kon het Romeinse Rijk zo groot worden?
A
Ze kochten land van buren op
B
Ze veroverden landen met hun leger
C
De leiders trouwde met leiders van andere landen.
D
Eigenlijk was het rijk allemaal kleine landjes
Slide 10 - Quizvraag
Wie waren er machtiger: De 2 consuls of de senatoren?
A
De consuls
B
De senatoren
Slide 11 - Quizvraag
Door de vele veroveringen werden generaals belangrijker dan de senaat
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
In de Romeinse Republiek is de hoogste bestuurder de consul. Hoe zorgen de Romeinen er voor dat ze geen koning worden?
A
Ze hebben niet zoveel macht
B
Het zijn er twee
C
ze regeren maar één jaar
D
Je was niet populair
Slide 13 - Quizvraag
De Romeinse Republiek werd bestuurd door:
A
De senaat en 2 consuls
B
De senaat
C
1 consul
D
Een koning
Slide 14 - Quizvraag
Op de afbeelding zie je de bijeenkomst van:
A
De senaat
B
De consuls
C
De volksvergadering
D
Het volk
Slide 15 - Quizvraag
Welke bestuursfuncties bestonden in de Republiek?
A
Volkstribuun
B
Consul
C
Senator
D
Keizer
Slide 16 - Quizvraag
Welke groep werd steeds machtiger door de komst van een volkstribuun?
A
Plebejers
B
Patriciërs
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de Romeinse Senaat?
A
Gekozen burgers die het bestuur vormen
B
De koning en zijn ministers
C
Vergadering van de rijkste en belangrijkste families.
D
Een ander woord voor een Romeinse keizer
Slide 18 - Quizvraag
Wat was de belangrijkste reden voor de overgang van de Romeinse Republiek naar het Keizerrijk?
A
Politieke instabiliteit en burgeroorlogen
B
Een invasie van barbaarse stammen
C
Een natuurramp die de stad Rome verwoestte
D
Economische malaise en hoge belastingen
Slide 19 - Quizvraag
Julius Caesar was de eerste keizer van het Romeinse Rijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quizvraag
Waarom werd Julius Caesar vermoord?
A
Hij was een slechte keizer
B
Hij werd te machtig
C
Hij wilde Rome veroveren
D
Hij had een veldslag verloren
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noem je de mannen die Caesar vermoord hebben?
A
Consuls
B
Plebejers
C
Patriciërs
D
Senatoren
Slide 22 - Quizvraag
Wie was de eerste keizer van de Romeinen?
A
Nero
B
Augustus
C
Caesar
D
Brutus
Slide 23 - Quizvraag
Wat betekent de titel 'Augustus'
A
De verhevene
B
Dictator voor het leven
C
Keizer van het Romeinse rijk
D
Redder van de Republiek
Slide 24 - Quizvraag
Welke functies had Augustus van de senaat gekregen?
A
Volkstribuun
B
Opperpriester
C
Consul
D
Legeraanvoerder
Slide 25 - Quizvraag
Waarom ontstond er in de 3e eeuw na Chr een crisis in het Romeinse Rijk?
A
Iedereen moest belasting betalen
B
Slechte keizer lang aan de macht
C
Gebrek aan soldaten door veroveringen
D
Afkoopsommen aan de Germanen
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen oplossing van Diocletianus?
A
Het Romeinse Rijk splitsen
B
Het leger werd steeds groter
C
Zonen moesten beroep van vader uitoefenen
D
Boeren moesten op hun grond blijven
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de Romeinse limes?
A
Een Romeins fort
B
De grens van het Rijk
C
Een Romeinse wachttoren
D
De muur van de stad Rome
Slide 28 - Quizvraag
De limes was een natuurlijke grens
A
Waar
B
Niet waar
Slide 29 - Quizvraag
Het Romeinse rijk splitste zich in twee delen. Het Noord-Romeinse en het Zuid-Romeinse Rijk.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 30 - Quizvraag
In welk jaar werd het Romeinse Rijk gesplitst in een Oost-Romeins Rijk en een West-Romeins Rijk?
A
285
B
400
C
359
D
295
Slide 31 - Quizvraag
Wie was geen Romeinse keizer
A
Constantijn
B
Augustus
C
Diocletianus
D
Julius Caesar
Slide 32 - Quizvraag
Wat hebben de jaartallen 285 en 476 te maken met het Romeinse Rijk? Kies het juiste antwoord.
A
In 285 werd het christendom staatsgodsdienst.
In 476 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
B
In 285 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
In 476 was het einde van het West-Romeinse Rijk
C
In 285 ging de laatste West-Romeinse keizer dood.
In 476 was het einde van het Oost-Romeinse Rijk.
D
In 285 werd het Romeinse Rijk in twee delen gesplitst.
In 476 veroverden de Hunnen het West-Romeinse Rijk.
Slide 33 - Quizvraag
Het Oost-Romeinse Rijk viel eerder uiteen dan het West-Romeinse Rijk
A
Juist
B
Onjuist
Slide 34 - Quizvraag
Wie was de laatste Romeinse keizer?
A
Odoacer
B
Augustus
C
Constantijn
D
Romulus Augustulus
Slide 35 - Quizvraag
De Romeinen waren
A
Pessimistisch en intolerant
B
Polytheïstisch en tolerant zolang de keizer wordt geëerd
C
Monotheïstisch en tolerant zolang de keizer wordt geëerd
D
Pessimistisch en tolerant zolang de keizer wordt geëerd
Slide 36 - Quizvraag
Het christendom is ouder dan het jodendom
A
waar
B
niet waar
Slide 37 - Quizvraag
Wat is het christendom?
A
Geloof in meerdere goden.
B
Geloof van de Joden, waarbij je gelooft in één god.
C
Geloof in één god volgens de leer van Jezus Christus.
D
Geloof van de moslims, waarbij je gelooft in één god.
Slide 38 - Quizvraag
Hoe is het christendom ontstaan?
A
Het christendom heeft het Jodendom vervangen, het was een soort verbeterde versie daarvan.
B
Het christendom is niet ontstaan, het bestond al.
C
Joden gingen Jezus Christus volgen en zagen hem als de zoon van God die alle mensen zou verlossen.
D
Het christendom is bedacht door de Romeinen om het Jodendom tegen te houden.
Slide 39 - Quizvraag
Waarom werd het christendom verboden in het Romeinse Rijk?
A
Omdat het te populair werd.
B
Omdat je alleen de Romeinse goden mocht vereren.
C
Omdat de christenen de Romeinse keizer niet wilden vereren.
D
Omdat ze dat een raar geloof vonden.
Slide 40 - Quizvraag
Onder wie was het christendom populair?
A
Vrouwen en kinderen
B
Slaven en rijke inwoners
C
Vrouwen, armen en slaven
D
Het leger
Slide 41 - Quizvraag
Hoe komt het dat vooral arme mensen christen werden?
A
De christenen zorgden ervoor dat arme mensen omgekocht werden. Als zij christen zouden worden, kregen ze een groot geldbedrag.
B
Rijke mensen hadden een betere opleiding gehad. Daarom geloofden ze de dingen die de christenen vertelden, niet zo makkelijk.
C
Christenen hielpen elkaar. Als er één ziek werd of in de problemen kwam, hielpen de anderen hem.
D
Christenen geloven dat je in de hemel komt als je goed geleefd hebt. Arme mensen hadden een zwaar leven. Zij vonden het fijn dat er na de dood een prettiger leven zou komen.
Slide 42 - Quizvraag
Welke Romeinse keizer zorgde voor 'godsdienstvrijheid' in het Romeinse rijk?
A
Augustus
B
Nero
C
Constantijn
D
Theodosius
Slide 43 - Quizvraag
Welke Romeinse keizer zorgde ervoor dat het christendom 'staatsgodsdienst' werd?
A
Augustus
B
Nero
C
Constantijn
D
Theodosius
Slide 44 - Quizvraag
Het christendom werd de staatsreligie in het Romeinse Rijk in...
A
345
B
391
C
323
D
386
Slide 45 - Quizvraag
Toen het christendom in 391 staatsgodsdienst werd, betekende dit
A
dat christenen voortaan alleen staand mochten bidden en niet zittend
B
dat het christendom de enig toegestane godsdienst werd in het Romeinse Rijk
C
dat de Romeinse goden samen met de god van de christenen vereerd moesten worden
D
dat de Olympische Spelen nu in naam van God in plaats van Jupiter (Zeus) werden gehouden