Vertel over jouw onderwerp. Beantwoord de 5 w en h-vragen:
Wat is jouw onderwerp?
Wie gebruikt of kent of heeft last van jouw onderwerp?
Waar gebruik of vindt jouw onderwerp plaats?
Waarom wordt jouw onderwerp gebruikt of ingezet?
Wanneer wordt jouw onderwerp gebruikt of is het ontstaan?
Hoe werkt, verloopt of gebruik je jouw onderwerp?