4. Het bijvoeglijk naamwoord (bnw)
(voltooid deelwoord als) bijvoeglijk naamwoord (bnw) - Schrijf je zo kort mogelijk. Je maakt eerst het vdw, daarna voeg je (meestal) alleen een -e toe.
De pizza is verbrand. De verbrande pizza
Het huiswerk is gemaakt. Het gemaakte huiswerk
Let op!
De bananen zijn verrot. De verrotte bananen.
De kinderen zijn gered. De geredde kinderen.
De weg is verbreed. De verbrede weg. (zo kort mogelijk)
De foto's zijn vergroot. De vergrote foto's. (zo kort mogelijk)
De route is gelopen. De gelopen route. (-n laten staan, want er staat ook een -n in het vdw)