Vragen stellen hv1 a unité 3

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

le programme

aan het einde van de les kun je een gesprekje voeren over je  hobby. Maak hiervan een filmpje en deel het in Teams.

Boek open op blz. 94 en 95

le programme

woorden die we al kennen ophalen 5'

oefenen met spreken 10'

dialoog voor filmpje maken 15'

nabespreken 5'

aimer, adorer

1. houden van, dol zijn op
2. een hekel hebben aan

préferer

1. liever hebben
2. prefereren
3. geef mij maar

faire

1. doen
2. fietsen

ik doe aan tennis

1. Je fais du tennis
2. Je fais du foot

je fais de la danse

1. ik doe aan dansen
2. ik doe aan muziek

tu fais de la boxe?

1. jij doet aan boksen?
2. jij doet aan botox?

ik hou van popmuziek

1. j'aime la musique pop
2. j'aime le fromage

lees exercice 22 p. 94

lees samen de dialoog 

Emile: Tu fais du sport? (Doe jij aan sport?)

Yanis: Oui, je joue au football (Ja, ik speel voetbal)

eentje is Emile, de ander Yanis

lees eerst de dialoog 3'

daarna op fluistertoon spreken 5'

je suis fort

1. ik ben goed
2. ik ben nul

je suis nul!

1. ik ben slecht!
2. ik ben goed!

Bekijk exercice 23 B p. 95
Tu aimes le sport?

Bekijk exercice 23 B p. 95
Tu aimes la musique?

Doe een dialoog met buur/buuf

Tu fais du....

oui, j'aime le....   Et toi?

Moi, je fais de la....

Ah génial!

Je déteste le....

Oui, mou aussi.

je préfere la.... et cetera

Maak een filmpje van de dialoog

Maak er iets moois van! 

inleveren via Teams

maak nu een dialoog 5'

Tu aimes le sport

oui, je suis sportif, j ádore le football

Tu aimes la musique? Oui, j'adore la musique. Je préfere la musique pop!

Tu as d'autres hobbys? ....

exercice 22 p. 94

lees de dialoog 

Emile: Tu fais du sport?

Yanis: Oui, je joue au football

vervang football door:

basket

rugby

tennis

vraagzin nederlands

hoe heet je hond? 

wat eet je? 

wie ben ik?

welke banaan is lekker? 

waarom doe je dat? 

wanneer ben ik vrij?

waar is mijn pen?

maak een vraagzin in het Nederlands

vraagwoorden Frans

hoe - comment

wat  - qu'est-ce que

wie - qui

welke - quel

waarom - pourquoi

wanneer - quand 

waar - où?

vraagzinnen Frans

 comment tu t'appelles? 

qu'est-ce que tu mange?

qui a un chien? 

où est la piscine? 

pourquoi tu mange ?

 quand on va au cinéma?

wie

1. qui
2. quoi
3. quel
4. quand

schrijf 3 vraagwoorden in het Frans

schrijf een vraagzin in het Frans

schrijf een vraagzin in het Frans

wat heb je geleerd?

niks

werkwoorden op er

zinnen maken

iets anders

met je boek p. 92

lees 1 en onderstreep de vraagwoorden

lees 2 en onderstreep de vraagwoorden

met je boek p. 93

maak in duo's oefening 17 en 18

maak een duo

lees de opdracht (interview)

bedenk 5 vragen

doe het interview 

Klaar? dan vice versa

huiswerk

leren apprendre 4 en 6 p. 101 voor SO