In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Zwangerschap en geboorte
Slide 1 - Tekstslide
Haargroei rond de geslachtsorganen is een secundair geslachtskenmerk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Dit deel van het mannelijk geslachtsorgaan slaat de spermacellen tijdelijk op
A
Teelballen
B
Bijballen
C
Zaadblaasjes
D
Zwellichamen
Slide 3 - Quizvraag
Dit deel van het vrouwelijk geslachtsorgaan is vergelijkbaar met de eikel van de man
A
Vagina
B
Grote schaamlippen
C
Kleine schaamlippen
D
Clitoris
Slide 4 - Quizvraag
Deze geslachtscellen bevatten reservevoedsel
A
Eicellen
B
Zaadcellen
Slide 5 - Quizvraag
Tijdens deze fase van de menstruatiecyclus wordt het baarmoederslijmvlies afgebroken
A
Ovulatie
B
Menstruatie
Slide 6 - Quizvraag
Leerdoelen
Je benoemt de plek in het lichaam van de vrouw waar een eicel bevrucht kan worden door een zaadcel.
Je beschrijft hoe een een-eiige en een twee-eiige tweeling ontstaat.
Je beschrijft wat er na de bevruchting gebeurt met de eicel.
Je beschrijft hoe een baby voor de geboorte aan zuurstof en voeding komt en afvalstoffen afgeeft.
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Vruchtwater
Het embryo drijft in het vruchtwater. Het vruchtwater beschermt het emrbyo tegen stoten, uitdroging en temperatuurverandering.
Embryo
Het kind heet in de baarmoeder: embryo.
Navelstreng
Verbinding tussen de placenta en het embryo. In de navelstreng zitten bloedvaten.
Placenta
Deel van de baarmoederwand waar bloed van de moeder vlak langs bloed van het embryo stroomt. Daarom kunnen ze stoffen en zuurstof uitwisselen.
Bloedvaten embryo
Deze bloedvaten raken de bloedvaten van de moeder niet.
Bloedvaten moeder
Door de placenta kunnen er zuurstof en voedingsstoffen aan de baby gegeven worden.
Slide 14 - Tekstslide
normale ligging
(hoofdje komt eerst)
stuitligging
(kontje of voetjes van baby komen eerst)
Slide 15 - Tekstslide
Noodmaatregelen tegen zwangerschap
t/m 7 weken: abortuspil
t/m 13 weken: zuigcuretage
t/m 23 weken: late abortus
Slide 16 - Tekstslide
3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:
- de ontsluiting
- de uitdrijving
- de nageboorte
Slide 17 - Tekstslide
de ontsluiting
Slide 18 - Tekstslide
De ontsluiting
De bevalling begint met weeën.
Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand.
Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
Dat heet ontsluiting.
Tijdens de ontsluiting breken meestal de vruchtvliezen.
Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten.
Slide 19 - Tekstslide
De uitdrijving
Slide 20 - Tekstslide
De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger.
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken.
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst.
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur.
Slide 21 - Tekstslide
Nageboorte
Slide 22 - Tekstslide
Na de geboorte
Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen.
Slide 23 - Tekstslide
De nageboorte
Uitdrijving van de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng Dit noemen we de nageboorte. Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje.
Slide 24 - Tekstslide
De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af.
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik.