D3A MA 19-3-2021

Maatschappijleer 
D3A






19 maart 2021
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Maatschappijleer 
D3A






19 maart 2021

Slide 1 - Tekstslide

Wat heb je nog onthouden
van de gastles?

Slide 2 - Woordweb

Lesplanning
  • Tweede Kamerverkiezingen 2021 (10 minuten)
  • Uitleg §3.5 (10 minuten)
       Taken parlement
  • Maken §3.5 (10 minuten)
       Opdracht 1 t/m 17 (let op: 9 en 12 niet)

Slide 3 - Tekstslide

Lesplanning
  • Uitleg §3.6 (15 minuten)
       - Grondwet
       - Trias politica
       - Parlementaire democratie en rechtsstaat
       - Invloed op de politiek
  • Keuze onderdelen (15 minuten)
       - Afronden §3.5
       - Maken §3.6: opdracht 1 t/m 13 (let op: 8, 10 en 12 niet)

Slide 4 - Tekstslide

Welke partij heeft de meeste zetels gehaald bij de Tweede Kamerverkiezingen?
A
D66
B
CDA
C
PVV
D
VVD

Slide 5 - Quizvraag

Welke partij heeft daarna de meeste zetels gehaald bij de Tweede Kamerverkiezingen?
A
D66
B
CDA
C
PVV
D
VVD

Slide 6 - Quizvraag

De VVD is een ... partij
A
linkse
B
midden
C
rechtse

Slide 7 - Quizvraag

De D66 is een ... partij
A
linkse
B
midden
C
rechtse

Slide 8 - Quizvraag

Bij welke stroming horen de partijen in de top 2 met meeste stemmen?
A
christen-democratie
B
liberalisme
C
sociaal-democratie
D
VVD

Slide 9 - Quizvraag

Welke partij(en) is/zijn nu aan zet om een coalitie te vormen?

Slide 10 - Open vraag

Wat is je opgevallen bij de Tweede Kamerverkiezingen?

Slide 11 - Woordweb

Slide 12 - Link

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Wie mag een wetsvoorstel indienen?
A
minister
B
Tweede Kamerlid
C
Eerste Kamerlid
D
koning

Slide 22 - Quizvraag

Wie moet een wetsvoorstel goedkeuren?
A
Tweede Kamer
B
Eerste Kamer
C
Kabinet

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de Eerste Kamer bij wetsvoorstellen?

Slide 24 - Open vraag

Als een Kamerlid een wetsvoorstel verandert, maakt hij gebruik van het
A
recht van amendement
B
recht van initiatief
C
vragenrecht
D
recht van interpellatie

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent het als een Kamerlid een motie indient?

Slide 26 - Open vraag

Ken je voorbeelden van
grote onderzoeken die zijn
ingesteld door Kamerleden?

Slide 27 - Woordweb

Waarom is het noodzakelijk om een meerderheid te hebben in de Tweede Kamer om een wet goed te keuren?

Slide 28 - Open vraag

Soorten steden
  • Megasteden: minimaal 10 miljoen inwoners; vooral in arme landen
  • Wereldsteden: belangrijke rol voor de economie, politiek of cultuur wereldwijd; vooral in rijke landen
  • Hoofdsteden: meestal de plek waar de regering zit
  • Primate cities: 1e stad is veel groter dan 2e stad van het land; 1e stad minimaal 2x zoveel inwoners als 2e stad 
Aan het werk
Wat?
Maken §3.5: opdracht 1 t/m 17 
(let op: 9 en 12 niet) 
Waar?
blz. 46-47 tb; blz. 42-45 wb
Hoe?
10 minuten; zelfstandig of samenwerken
Vragen via chat of microfoon
Klaar?
Lezen §3.6

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Welke grondrechten of
mensenrechten ken je al?

Slide 32 - Woordweb

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen rechten en plichten?

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Welke macht heeft de regering in Nederland?
A
wetgevende macht
B
uitvoerende macht
C
controlerende macht

Slide 39 - Quizvraag

Wie heeft de hoogste macht in Nederland?
A
parlement
B
regering
C
rechters

Slide 40 - Quizvraag

Waarom is het belangrijk dat de verschillende machten gescheiden zijn van elkaar?

Slide 41 - Open vraag

Wat zijn kenmerken
van een rechtsstaat?

Slide 42 - Woordweb

Op welke manieren kun je
de politiek beïnvloeden?

Slide 43 - Woordweb

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Heb je behoefte aan meer uitleg over §3.5 en §3.6?
A
ja
B
nee

Slide 46 - Quizvraag

Keuze onderdelen (20 min)
  • Afronden §3.5: opdracht 1 t/m 17 (let op: 9 en 12 niet)
  • Maken §3.6: opdracht 1 t/m 13 (let op: 8, 10 en 12 niet)

Slide 47 - Tekstslide








Afsluiting

Slide 48 - Tekstslide

Huiswerk voor 26-3
  • Maken §3.5: opdracht 1 t/m 13 (let op: 9 en 12 niet)
  • Maken §3.6: opdracht 1 t/m 13 (let op: 8, 10 en 12 niet)

Slide 49 - Tekstslide

Wat heb je vandaag
geleerd?

Slide 50 - Woordweb

Welke uitspraak is het meest op jou van toepassing voor §3.5 en §3.6?
A
ik ken de stof goed
B
ik ken de stof redelijk
C
ik vind de stof lastig
D
ik heb meer uitleg of oefening nodig

Slide 51 - Quizvraag