Oefentoets Multimediaal product maken

Oefentoets Multimediaal product maken

PRODUCT EN OPDRACHTGEVER 

Je mag het begrippenboekje gebruiken
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefentoets Multimediaal product maken

PRODUCT EN OPDRACHTGEVER 

Je mag het begrippenboekje gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Multimediale producten gebruik je om een boodschap over te brengen. Wat is een boodschap?
A
Een bericht dat een ontvanger via communicatie wil overbrengen op een zender.
B
Een bericht dat een zender via communicatie wil overbrengen op een ontvanger.
C
Een flyer.
D
Een poster.

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De huisstijl is de manier waarop een bedrijf zich naar buiten toe presenteert. Wat hoort niet bij de huisstijl?
A
Foto’s van de medewerkers
B
Kleuren
C
Logo
D
Typografie

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van dit multimediaal product?
A
Activeren
B
Enthousiasmeren
C
Informeren
D
Verkopen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doe je niet ter voorbereiding van het eerste gesprek met de opdrachtgever?
A
Je bedenkt vragen aan de opdrachtgever
B
Je bestudeert de huisstijl van de opdrachtgever
C
Je verdiept je in de opdrachtgever.
D
Je werkt een volledig plan uit voor de opdrachtgever.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een doelgroep?
A
Een doelgroep is een groep personen die dezelfde kenmerken hebben
B
Een doelgroep is een groep personen die dezelfde plannen hebben
C
Een doelgroep is een groep personen die verschillende bedoelingen hebben
D
Een doelgroep is een groep personen die verschillende kenmerken hebben

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een persona?
A
Een belangrijk persoon.
B
Een persoonlijkheidskenmerk.
C
Een voorbeeld van een opdrachtgever.
D
Een voorbeeldpersoon uit de doelgroep.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eline is bootcampcoach in Eindhoven. Ze wil graag nieuwe leden werven en heeft een leuke zomeractie bedacht: als je nu een abonnement afsluit, sport je de eerste maand gratis. Hiervoor heeft ze actiecodes gemaakt. Deze actiecodes wil ze in Eindhoven verspreiden.

Welk multimediaal product is geschikt om deze boodschap over te brengen?
A
Flyer
B
Poster
C
Video
D
Website

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is brainstormen?
A
Een snelle en creatieve manier om een oplossing concreet uit te werken
B
Een snelle en creatieve manier om een probleemstelling duidelijk te krijgen
C
Een snelle en creatieve manier om nieuwe ideeën te krijgen
D
Een snelle en creatieve manier om onderzoeksgegevens te verzamelen.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De opdrachtgever geeft aan dat je de kleuren in het ontwerp moet aanpassen. In de definitieve versie heb je dit gedaan. Welke tip voor het ontvangen van feedback hoort hierbij?
A
Ga met de feedback aan de slag. Doe er iets mee!
B
Ga niet in verdediging
C
Probeer de feedback te begrijpen. Begrijp je het niet? Vraag dan door!
D
Stel jezelf open voor feedback en luister aandachtig.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over feedback is juist?
I. Feedback geeft alleen informatie over dingen die niet goed gaan.
II. Feedback kan alleen gegeven worden door je opdrachtgever
A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stellen II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist.
D
Beide stellingen zijn onjuist.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende vragen gaan over:
DIGITAAL ONTWERP VORMGEVEN

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de lay-out?
A
De bindwijze
B
De opmaak
C
Het affiche
D
Het binnenwerk

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waaraan kun je zien dat dit een folder is?
A
De opmaak past bij de rustige achtergrond
B
Het is een gevouwen papier
C
Er wordt gebruik gemaakt van tussenkopjes
D
Je hebt een voor- en achterkant.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke multimediale producten worden hieronder van links naar rechts weergegeven?
A
Poster – Flyer – Brochure
B
Brochure – Flyer – Folder
C
Flyer – Poster – Brochure
D
Folder – Poster – Flyer

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als je een folder een keer vouwt, hoeveel pagina’s heb je dan?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor wordt een mailinglijst gebruikt?
A
Voor de aanmelding op een evenement
B
Voor het versturen van brochures
C
Voor het versturen van nieuwsbrieven
D
Voor het aanvragen van een brochure

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar begin je mee bij de opbouw van een poster?
A
De teksten
B
De afbeeldingen
C
De achtergrond
D
Het voorblad

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vier kenmerken van een goede titel?
A
Kort, bondig, doordacht, aantrekkelijk
B
Kort, duidelijk, doordacht, aandacht
C
Kort, bondig, prikkel, aandacht
D
Kort, duidelijk, grappig, aantrekkelijk

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor beeld materiaal wordt hier afgebeeld?
A
Foto
B
Afbeelding
C
Icoon
D
QR-code

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende vragen gaan over
Film maken

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak is juist?
A
Fictie is een genre
B
Fictie gaat over de werkelijkheid.
C
Non-fictie gaat over de werkelijkheid
D
Non-fictie wordt altijd gespeeld door acteurs

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het doel van een reportage?
A
Iets voordoen
B
Informeren
C
Meer winst behalen
D
Vermaak

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Met het diafragma bepaal je…
A
Hoe gevoelig de camera is voor het licht dat binnenvalt.
B
hoe lang er licht in je camera valt
C
hoeveel beweging je ziet in de foto
D
hoeveel licht er in de camera valt en wat er scherp is in de foto.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak klopt?
A
De framerate zegt iets over de hoeveelheid licht.
B
Framerate is hetzelfde als sluitertijd.
C
Hoe langer de sluitertijd, hoe minder licht er binnenkomt.
D
Je stelt de sluitertijd in op het dubbele van de framerate.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke foto laat de close-up zien?
A
B
C
D

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


wat voor shot zie je hier? 
A
wide
B
medium
C
close-up
D
kikkerperspectief

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat voor shot zie je hier?
A
wide
B
medium
C
close-up
D
super klef twee mensen op een boot

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


A
Panoramashot – Close-up – Mediumshot – Totaalshot
B
Panoramashot – Mediumshot – Close-up – Totaalshot
C
Totaalshot – Close-up – Mediumshot – Panoramashot
D
Totaalshot – Mediumshot – Close-up – Panoramashot

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Welk camerastandpunt is hier gebruikt?
A
Kikvorsperspectief
B
Neutraalperspectief
C
Point of view
D
Vogelperspectief

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk camerastandpunt
wordt hier gebruikt?
A
Normaal perspectief
B
Vogelperspectief
C
Kikkerperspectief
D
Over Shoulder perspectief

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk camerastandpunt
wordt hier gebruikt?
A
Normaal perspectief
B
Vogelperspectief
C
Kikkerperspectief
D
Over Shoulder perspectief

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling is juist?
I. Vogelperspectief gebruik je als je een persoon kleiner wilt laten lijken.
II. Met een beeldkader bepaal je vanuit welke hoek of plaats je de opname maakt.

A
Alleen stelling I is juist.
B
Alleen stellen II is juist.
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarin laat je zien hoe de scènes in beeld komen?
A
Draaiboek
B
Script
C
Shotlist
D
Storyboard

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een scène in een restaurant hoor je op de achtergrond pratende mensen. Je spreekt hier van:
A
Direct geluid
B
Effect geluid
C
Offscreen geluid
D
Set noise

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De volgende vragen gaan over:
WEBSITE ONTWERPEN EN MAKEN

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hoe noem je de plek waar een website op het internet staat?
A
Domein
B
Provider
C
Webhost
D
Zoekmachine

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat is HTML?
A
Een domeinnaam
B
Een programmeertaal
C
Een software programma
D
Een website builder

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het ontwerpen van de websitestructuur belangrijk bij het maken van een website?
A
Omdat het bepaalt welke kleuren op de website worden gebruikt.
B
Omdat het de volgorde van de informatie op de webpagina's bepaalt.
C
Omdat het bepaalt welke foto's op de website worden geplaatst.
D
Omdat het de snelheid van de website beïnvloedt. Omdat het de snelheid van de website beïnvloedt. Omdat het de snelheid van de website beïnvloedt. Omdat het de snelheid van de website beinvloed.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom moet de naam van een website goed herkenbaar zijn?
A
Anders weet je niet welke website de goede is.
B
De website kan dan door zoekmachines gevonden worden
C
Dan kun je de naam van de website goed onthouden
D
Dan kun je de naam herkennen tussen andere website namen

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je bent net gestart met een winkel in het centrum van een dorp. Je wilt ook graag een online webshop. Welke kostensoorten bepalen de prijs van jouw website?
A
Domeinnaam – het ontwerpen – het onderhouden
B
Domeinnaam – het bouwen – het onderhouden
C
Domeinnaam – het bouwen – het bijhouden in een CRM-systeem
D
Domeinnaam – het ontwerpen – het bijhouden in een CRM-systeem

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe kun je een 'template' omschrijven?
A
Een website
B
Een header
C
Een kant-en-klaar uiterlijk
D
De content

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke techniek/ taal bepaalt wat er op je website komt. (bijv. headers etc.)
A
python
B
HTML
C
JavaScript
D
CSS

Slide 43 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bekijk de afbeelding. Hoe noem je het bovenste deel van de website?
A
footer
B
header
C
homepage

Slide 44 - Quizvraag

De homepage is de 'thuispagina' van een website. Via de naam van de website kom je op de homepage terecht. Vaak is de homepage vooral een sfeermaker. Hij laat zien wat je allemaal op de website kunt vinden. Via de homepage kun je vaak doorklikken naar andere delen van de website.

De header is het bovenste gedeelte van een website. Omdat deze op elke pagina van de site hetzelfde is, is de header het meest herkenbare deel van de website. Het is het visitekaartje van het bedrijf. De header draagt daarom meestal de huisstijl van het bedrijf. Hier staat bijvoorbeeld vaak het bedrijfslogo.

De footer is het onderste stuk van een website. Je ziet hem als je helemaal naar beneden scrollt. Het is geen hotspot, bezoekers zullen er niet vaak op terechtkomen. Vaak zie je in de footer een lijstje links staan, bijvoorbeeld naar de contactgegevens van het bedrijf of naar de vacatures.
Met navigatiebalk wordt het volgende bedoeld:
A
Een menu bovenaan de pagina of in de sidebar
B
Een call-to-action in een tekst
C
Een balk in de bodytekst die met de muis open- en dichtgeklapt kan worden
D
d. Een Social Media button

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het recht om informatie te delen of te publiceren via media noemen wij:
A
Persvrijheid
B
Vrijheid van meningsuiting
C
Gelijkheidsbeginsel
D
Sociale media recht

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent copyright?
A
Het recht om andermans werk te kopiëren
B
Het recht om jouw tekst of kunstwerk openbaar te maken
C
Het recht om werk te delen zonder toestemming
D
Het recht om boeken te publiceren

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent milieu?
A
Afvalverzamelplaats van de gemeente.
B
Natuur, planten en dieren
C
Dampkring en atmosfeer
D
Uitlaatgassen en vervuiling

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom is het belangrijk dat je van een digitaal ontwerp een nieuwe post maakt op sociale media?
A
Omdat ontvangers hem anders al gezien hebben
B
Om ervoor te zorgen dat alles leesbaar blijft
C
Omdat de boodschap verschillend is
D
Omdat sociale media niet alle boodschappen toestaan.

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens een presentatie vertel je over jouw ontwerp. In welk onderdeel komt de opdrachtbeschrijving aan bod?
A
Inleiding
B
Kern
C
Slot
D
Geen van deze

Slide 50 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tijdens een presentatie ben je representatief. Wat betekent dit?
A
Dat je goed kunt presenteren voor een groep mensen
B
Dat je het bedrijf en alle medewerkers goed kent
C
Dat waarover je praat
D
Dat je met je uiterlijk en gedrag laat zien dat je dit hebt afgestemd op het bedrijf.

Slide 51 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies