In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 8 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Thema 3
Basisstof 6
Gezond leven
Eerst 2 minuten opstarten en spullen pakken
en LessonUp klaarzetten!
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we vandaag doen?
Herhalingsoefeningen B5 (5 min)
Uitlegvideo + uitleg B6 (15 min)
Zelfstandig aan de slag (15-20 min)
Lesafsluiter B6 (5 min)
Slide 2 - Tekstslide
Wat is immuniteit?
A
Immuniteit is dat 1 persoon wel 100 anderen kan besmetten
B
Als je immuun bent dan word je heel ziek van een ziekteverwekker
C
Als je immuun bent dan kun je anderen heel erg besmetten met het virus
D
Als je immuun bent dan word je niet ziek van een ziekteverwekker
Slide 3 - Quizvraag
Welke letter geeft een antigeen aan?
A
P
B
Q
C
R
Slide 4 - Quizvraag
Jessy is 2 jaar en heeft de 5e ziekte. Dit is een kinderziekte. Hoe heet de immuniteit die ontstaat na het doormaken van deze ziekte?
A
Kinderimmuniteit
B
Tijdelijke immuniteit
C
Natuurlijke immuniteit
D
Kunstmatige immuniteit
Slide 5 - Quizvraag
Wat zit er in een griepvaccinatie ?
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Vreetcellen
D
Een beetje van het virus
Slide 6 - Quizvraag
Kunstmatige immuniteit ontstaat door...
A
de ziekte doorlopen
B
vaccineren/inenten
Slide 7 - Quizvraag
Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.
Slide 8 - Quizvraag
Een nadeel van passieve immuniteit is...
A
het is duur omdat het maken van antistoffen duur is
B
het is kortdurend omdat de antistoffen afgebroken worden
C
het is kortdurend omdat de antistoffen maar kort aangemaakt worden door je lichaam
D
het is gevaarlijk om antistoffen in je lichaam te spuiten
Slide 9 - Quizvraag
Wat voor immuniteit is dit? Iemand krijgt een corona-vaccinatie.
A
Natuurlijke immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit
C
Kunstmatige passieve immuniteit
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een allergie?
A
Een reactie van het immuunsysteem op een ongevaarlijke stof
B
Een vorm van immunisatie
C
Een erfelijke afwijking in het immuunsysteem
D
Een ander woord voor anafylactische shock
Slide 11 - Quizvraag
Alice heeft een pinda-allergie en heeft daarom altijd een EpiPen bij zich. Wanneer moet Alice haar EpiPen gebruiken?
A
Voordat ze iets gaat eten waar pinda’s in zitten.
B
Wanneer ze na het eten van pinda’s een anafylactische reactie krijgt.
C
Wanneer ze een branderig gevoel krijgt na het eten van pinda’s.
Slide 12 - Quizvraag
Leerdoelen B6
3.6.11 Je kunt aangeven hoe je je hart en bloedvaten gezond kunt houden.
3.6.12 Je kunt de gevolgen van alcohol op korte termijn en op lange termijn noemen.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Bloeddruk
De druk die het bloed uitoefent op de wanden van de slagaders
Bloeddruk omhoog bij inspanning, bloeddruk omlaag in rust
Lage bloeddruk: komt niet vaak voor en meestal onschuldig. Soms hoofdpijn/duizelig.
Hoge bloeddruk: door stress, roken, overgewicht en zout eten. Beschadiging wanden slagader --> slagaderverkalking
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slagaderverkalking
Witte bloedcellen en vettige stoffen hopen zich op in de wand --> verdikking die hard wordt door kalk (slagaderverkalking)
De wanden van de slagaders worden nauwer en stijver (minder elastisch)
Weefsels achter vernauwing krijgt minder bloed, en dus minder voedingsstoffen en zuurstof. Organen gaan slechter functioneren en hart overbelast...
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
Hartinfarct
Als er slagaderverkalking optreedt bij een bepaalde slagader ontstaan er scheurtjes in de wand, waardoor bloed kan gaan stollen en een bloedstolsel veroorzaakt.
Raakt een kransslagader door een stolsel plotseling verstopt heeft iemand een hartinfarct/hartaanval. Deel van het hart krijgt geen voedingsstoffen en zuurstof meer en raakt beschadigd.
Slide 19 - Tekstslide
Gezonde leefstijl
Hart- en vaatziekten: verzamelnaam voor ziekten aan hart en bloedvaten.
Hart- en vaatziekten
Erfelijke factoren
Andere oorzaken
Niks aan te doen
Gezonde leefstijl
Niet roken
Drink geen alcohol (niet meer dan één glas per dag
Eet gezond en gevarieerd
Beweeg regelmatig
Voorkom stress en zorg voor voldoende ontspanning
Slide 20 - Tekstslide
Tips voor minder stress
Gezonde leefstijl dus...
Schrijf op wat je graag doet en maak daar tijd voor
Grote opruiming/ schoonmaak van je slaapkamer ruimt ook op in je hoofd.
Hou tijd vrij voor onverwachte gebeurtenissen
Doe één ding tegelijk en neem daar de tijd voor
Routine in je dag- en nachtritme
Prop niet je hele dag vol met activiteiten
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Video
Alcohol
Stof met verdovende werking
Komt op vrijwel alle plaatsen van lichaam terecht
Beïnvloedt organen als lever, zintuigen en het zenuwstelsel
Tot 24e levensjaar meer schadelijk voor hersenen
Kater: hoofdpijn, enorme dorst en misselijkheid
Door vochttekort en door giftige stoffen bij afbraak alcohol
Slide 23 - Tekstslide
Effecten alcohol
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Alcoholgehalte
De hoeveelheid alcohol in je bloed. Gemeten in promillage (‰).
1 ‰ = één milligram alcohol per milliliter bloed
Afhankelijk van lichaamsgewicht en de tijd die de alcohol in het lichaam zit.
Slide 26 - Tekstslide
Binge drinking
Alcoholvergiftiging: bewustewloos raken door meer dan 4‰
Jongeren al bij 7 glazen (1,7‰)
Binge drinking= binnen korte tijd veel alcohol drinken waardoor het alcoholgehalte boven de 0,8‰ komt.
Schadelijke effecten op organen en verhoogde kans op een herseninfarct.
Slide 27 - Tekstslide
Korte termijn:
Verhoging hartslag
Zelfoverschatting
Versterkt gevoelens
Vermindering reactie snelheid
slechte coördinatie
Verdoving van zintuigen
Lange termijn:
Verstoring van de ontwikkeling van de hersenen
Verstoring balans tussen de hormonen
Beschadiging organen (lever, hersenen, maag en hart)
Geheugenverlies en prestaties school, studie en werk achteruit
Effecten van alcohol
Slide 28 - Tekstslide
Slide 29 - Video
00:56
Vanaf hoeveel glazen wordt je geheugen minder?
A
Ik onthoud nooit iets
B
10 glazen
C
1 glas
D
4 glazen
Slide 30 - Quizvraag
01:54
Wat zou je doen als je vriend(in) bewusteloos raakt door te veel drank?
A
Lekker laten liggen
B
112 bellen
C
mijn ouders bellen
D
iemand op straat aanspreken
Slide 31 - Quizvraag
Zelfstandig aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 9 (+10)
Kijk de opdrachten na met het antwoordboek of digitaal
Oefen de Flitskaarten en check de leerdoelen met deTest Jezelf
Klaar?
Lees de Samenhang op bladzijde 226 en maak opdracht 11 als je eerder klaar bent...
timer
15:00
Slide 32 - Tekstslide
Lesafsluiter B6
Slide 33 - Tekstslide
Welke weg legt alcohol vanaf de bloedvaten van de dunne darm tot de hersenen af ?
Zet de onderdelen op volgorde
Poortader
Aorta
Hart 2 x
Holle Ader
Lever
Slide 34 - Sleepvraag
Alcohol wordt vervoerd door het bloed. Door welk bestanddeel van bloed wordt alcohol vervoerd?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Bloedplaatjes
D
Bloedplasma
Slide 35 - Quizvraag
1. Alcohol zorgt ervoor dat je meer/minder moet plassen.
2. Na het drinken van een glas bier is het alcoholpromillage in een groter lichaam hoger/lager dan in een klein lichaam.
A
1. Meer
2. Hoger
B
1. Meer
2. Lager
C
1. Minder
2. Hoger
D
1. Minder
2. Lager
Slide 36 - Quizvraag
Waardoor kan een hartinfarct worden veroorzaakt?
A
Door het optreden van slagaderverkalking in een longslagader
B
Door het optreden van slagaderverkalking in een kransslagader.
C
Door het optreden van slagaderverkalking in de halsslagader.
D
Door het optreden van slagaderverkalking in de leverslagader.