SE3_pensum

SE3 pensum
argumentatio, de eigenlijke argumentatie pro en contra. In dit onderdeel wordt geappelleerd aan het vermogen van de toehoorder om logisch te redeneren. De stelling van de tegenpartij wordt ontkracht (refutatio) en de eigen positie door argu-menten bevestigd (confirmatio). 
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

SE3 pensum
argumentatio, de eigenlijke argumentatie pro en contra. In dit onderdeel wordt geappelleerd aan het vermogen van de toehoorder om logisch te redeneren. De stelling van de tegenpartij wordt ontkracht (refutatio) en de eigen positie door argu-menten bevestigd (confirmatio). 

Slide 1 - Tekstslide

Wat was ook al weer de aanklacht van Erucius?

Slide 2 - Open vraag

6.1.a
  • Junior heeft zijn vader vermoord: dat is de ergste misdaad
  • dan moet hij wel een enorm verdorven karakter hebben
  • maar dat heeft Erucius niet ingebracht tegen junior

Slide 3 - Tekstslide

6.1.b
  • is junior een verdorven jongeman, beïnvloed door slechterikken? tja, 40 jaar is geen jongeman
  • is junior dan een sluipmoordenaar? tja, daarover heeft Erucius het niet gehad
  • dan had hij geld nodig vanwege zijn luxe leventje, schulden, ongeremde begeerten! tja, daarvan heeft Erucius hem vrij gesproken: hij is een simpele boerenjongen

Slide 4 - Tekstslide

Tekst
ut + indicativus
Ut + coniunctivus
opdat, om te
zodat
zodra
zoals

Slide 5 - Sleepvraag

6.1.c
  • Wat heeft Junior er dan toegebracht om zijn vader te vermoorden?
  • z'n vader hield niet van hem! daarvoor moeten dan wel zwaarwegende redenen geweest zijn: net zoals een zoon zijn  vader niet zomaar vermoordt, houdt een vader ook niet zomaar niet van zijn zoon: maar die reden waarom de vader junior haatte zijn er helemaal niet en dus is er geen reden tot moord

Slide 6 - Tekstslide

6.2.a
  • Erucius heeft gezegd dat de haat van de vader blijkt uit het feit dat senior junior naar het platteland stuurde (en zijn jongste zoon bij zich in de stad hield): die redenering is te bizar voor woorden
  • Dat wíllen dat soort mannen juist: zonen wijden zich volledig aan het familiebezit en de landgoederen

Slide 7 - Tekstslide

6.2.b
  • naar het platteland gestuurd worden is dus géén straf, het is een éér 

Slide 8 - Tekstslide

6.3
  • sneer naar Erucius:  Als het lot het jou niet vergund heeft om met een wettige vader geboren te worden, van wie je had kunnen leren wat een vaderhart voor zijn kinderen voelt,...
  • excurs over vaderliefde en het boerenbedrijf

Slide 9 - Tekstslide

6.4.a
  • oppakken van de draad: haat van SR zou blijken uit het feit dat jr op het platteland verbleef
  • én, zegt Erucius, SR wilde jr onterven
  • kijk, dát is een sterk argument 

Slide 10 - Tekstslide

6.4.b
  • kijk, Erucius, als aanklager had je natuurlijk alle fouten van de zoon moeten uiteenzetten als die pa zó boos gemaakt hebben, dat hij jr wilde onterven.

Slide 11 - Tekstslide

6.4.c
  • Erucius, bewijs dat SR jr wilde onterven!
  • Waarom? dát weet je niet. 
  • Hééft SR het gedaan? Nee
  • SR dácht er over! En dat heeft  SR verteld aan..? Niemand

Slide 12 - Tekstslide

6.5 + 6.6
  • excurs over aanklagers/ Erucius
  • voorbeelden van vadermoor

Slide 13 - Tekstslide

6.7
  • er is dus geen motief
  • manier waarop? 
  • met wie?
  • Aanklacht is helemaal ontkracht 

Slide 14 - Tekstslide

Ter afwisseling: wat grammatica
Het betrekkelijk voornaamwoord (zie ook PPT in de ELO)

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

vertaal: patres, quos videtis

Slide 19 - Open vraag

vertaal: patrem, cui librum (=boek) do

Slide 20 - Open vraag

7.1.a
  • we gaan op zoek naar het misdrijf, op een plek waar dat misdrijf is en gevonden kan worden 

Slide 21 - Tekstslide

7.1.b
  • jij vond geen motief bij jr, maar ik wel bij Magnus en Capito komt ook nog wel aan de beurt
  • autoriteitsargument: Cassius vroeg altijd: cui bono = wie profiteert ervan 

Slide 22 - Tekstslide

7.1.c
  • Cassius was een vriend van de waarheid (en heel streng): voor hem zou ik deze zaak wel willen bepleiten

Slide 23 - Tekstslide

7.1.d
  • het is wel duidelijk wie er voordeel bij hadden
  • aanklagers hebben een enorm fortuin
  • jr is aan de bedelstaf
  • wie er voordeel had is dus duidelijk

Slide 24 - Tekstslide

r. 7: Num Causa quaerenda est? Er hoeft toch geen motief gezicht worden: Welke motieven heeft Cicero zoal genoemd?

Slide 25 - Open vraag

7.1.e
  • jij, Magnus, bent hebzuchtig
  • je maakt een dealtje met een vreemde over het bezit van een medeburger en verwant
  • je was vijand van SR en had ruzie over het familiebezit

Slide 26 - Tekstslide

7.1.f
  • wie is de meest waarschijnlijke moordenaar?
  • opsomming van zaken die duidelijk moeten maken wie de meest waarschijnlijke moordenaar is
  • kortom: wie is de meer waarschijnlijke moordenaar: de vijand of de zoon 

Slide 27 - Tekstslide

r. 1-2: uter potius Sextum Roscium occiderit: wie van beiden liever/eerder Sextus Roscius heeft vermoord
uter betekent wie van beiden: welke twee mogelijke personen betreft het hier?

Slide 28 - Open vraag

7.2
  • aanklagers in Rome

Slide 29 - Tekstslide

7.3.a
  • motieven: aangetoond
  • gelegenheid?
  • Magnus was in Rome
  • jr was al jaren niet meer in Rome geweest

Slide 30 - Tekstslide

7.3.b
  • er waren veel sluipmoordenaars:
  • de opkopers
  • degenen die ingehuurd waren door de opkopers
  • en onder wiens bescherming stonden die? 

Slide 31 - Tekstslide

7.3.c
  • er waren veel sluipmoordenaars, dat betekent niet meteen dat ik (Magnus) meteen ook een sluipmoordenaar ben!
  • maar jr ként niet eens een sluipmoordenaar, dus ik ben het echt niet.
  • Magnus had de beste mogelijkheid, ga ik niet allemaal opsommen, ik wil er geen anderen bij betrekken

Slide 32 - Tekstslide

7.3.d
  • Het is volslagen duidelijk wat jij precies na de dood van SR hebgt gedaan.  
  • Wat ben je toch een brutale vlegel

Slide 33 - Tekstslide

regel 8 cum
regel 11 cum
A
in regel 8 en 11 is cum een voorzetsel
B
in regel 8 en 11 is cum een voegwoord
C
in r 8 is cum een voorzetsel en in r 11 een voegwoord
D
in r 8 is cum voegwoord en in r 11 een voorzetsel

Slide 34 - Quizvraag

7.3.e
  • Mallius Glaucia (jouw vriend), waarom moest hij het bericht overbrengen? het ging jou niet aan, tenzij je een complot had gesmeed
  • MG deed het spontaan!
  • waarom eerst aan Capito, er waren mensen die meer voor de hand lagen

Slide 35 - Tekstslide

7.3.f
  • Waarom die haast?
  • wees niet bang, MG, ik ben niet op zoek aan degene die gestoken heeft, ik ben op zoek naar het brein achter de misdaad.
  • waarom zo'n haast? 

Slide 36 - Tekstslide

7.3.g
  • een levendige beschrijving van de moord:
  • MG geeft de moord gepleegd in aanwezigheid van Magnus
  • Magnus heeft hem persoonlijk in de wagen gezet om zo snel mogelijk aan Capito het nieuws te brengen. 

Slide 37 - Tekstslide

7.4: Capito
  • hij heeft het een en ander op z'n kerfstok
  • hij krijgt een deel van de buit als beloning van de kant van Chrysogonus

Slide 38 - Tekstslide

7.5: Capito
  • was 1 van de 10 gezanten uit Ameria
  • heeft verhinderd dat Sulla op de hoogte werd gebracht
  • verraadt de plannen van de 10 aan Chrysogonus en geeft advies: goederen niet openbaar verkopen
  • hij kreeg een aandeel in de buit

Slide 39 - Tekstslide

tekst 8.1: Chrysogonus is
A
een slaaf
B
een vertrouweling van Sulla
C
een vriend van Sextus Roscius jr
D
een hele rijke vrijgelaten slaaf

Slide 40 - Quizvraag

8.1.a
  • nummer 3: Chrysogonus
  • ik móet hem noemen: anderen zullen zich aangesproken voelen
  • maar dit is een absoluut unieke zaak

Slide 41 - Tekstslide

8.1.b
  • op basis van welke rechtsgrond konden de goederen van SR verkocht worden?
  • en ik bedoel: hoe kon het volgens de wet op de proscripties?

Slide 42 - Tekstslide

8.1.c: de wet
  • goederen van mensen op de proscriptielijsten mochten verkocht worden: maar daaronder valt SR niet
  • goederen van mensen die bij de  troepen van de vijand werden gedood: maar daaronder valt SR ook niet
  • Kijk: als hij legaal gedood is, zijn zijn goederen ook legaal verkocht
  • Maar als dat niet het geval is: dan: hoe konden zijn goederen verkocht worden

Slide 43 - Tekstslide

8.1.d: 
  • Sulla is van alle blaam gezuiverd.
  • Chrysogonus heeft alles gedaan: gelogen, gezegd dat SR bij de vijanden van Sulla gedood is, gezorgd dat de gezanten uit Ameria  Sulla niet op de hoogte konden stellen
  • By the way: de goederen zíjn helemaal niet verkocht

Slide 44 - Tekstslide

8.1.e: 
  • wet: 1 juni was de deadline voor proscripties en veilingen, dood van SR en veiling is van latere datum
  • goederen staan niet in de  boeken, en anders zijn de boeken vervalst.
  • .. en het gaat natuurlijk niet om geld.. het enige dat jr wil is dat hij van alle ellende af is, zelfs als hij arm is

Slide 45 - Tekstslide

8.1.f: 
  • voor de rest zal ik deels namens mijzelf spreken en deels namens jr
  • dingen die ons allemaal kunnen overkomen: namens mij zelf
  • dingen die de zaak en het leven van jr betreffen: namens jr

Slide 46 - Tekstslide

8.2.a 
  • goederen zijn verkocht
  • maar SR was een civis optimus
  • hij voldeed niet aan de wet
  • hij is gedood ná de termijn
  • waarom zijn zijn goederen verkocht voor zo weinig?
  • dit alles 'Sulla imprudente'.

Slide 47 - Tekstslide

8.2.b 
  • is het acceptabel dat in zulke gevallen iets over het hoofd gezien wordt uit onwetendheid? Nee, natuurlijk niet, maar het kan niet anders
  • Vergelijking Sulla met Juppiter: zowel Jupp als Sulla kun je niet verantwoordelijk stellen voor alle ellende die onder hun heerschappij plaats vindt

Slide 48 - Tekstslide

8.3 
  • het decadente leven van Chrysogonus: 

Slide 49 - Tekstslide

Aanklacht: vadermoord
Cicero reframet:
Junior is geen dader, maar slachtoffer. 
Complot gesmeed tussen :
  • Titus Roscius Magnus, Titus Roscius Capito, twee familieleden, 
  • en Chrysogonus, de invloedrijke vrijgelatene van Sulla, 
Doel: erfenis van Sextus Roscius junior in hun bezit te krijgen. 
Om hier in alle veiligheid van te kunnen genieten wilden de twee Roscii hem zelfs uit de weg ruimen.  

Slide 50 - Tekstslide