Welke vragen waren "lastig"? We bespreken van B5 klassikaal vraag 5 en van B7 vraag 3 en 4
Problemen met de andere vragen.
Dan help ik je individueel tijdens het maken van de opdrachten.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen voor deze week.
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
-Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Voor vwo ook:
-Je kunt voorbeelden noemen van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij planten en dieren.
Slide 4 - Tekstslide
Veel uitleg
Vandaag veel uitleg want we hebben deze week maar 1 les en volgende week de toets.
Volgende week wel nog 2 lessen om alles te herhalen en af te maken.
Maar dezer les dus even doorbijten en proberen je aandacht bij de (lange) uitleg te houden.
Slide 5 - Tekstslide
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
Eerst nog even ongeslachtelijke voortplanting: Geen voortplantingscellen nodig, geen bevruchting nodig. Nakomelingen hebben zelfde eigenschappen want..... (zie plaatje)
Wel celdeling. Dit noemen we de gewonde celdeling (mitose).
Slide 6 - Tekstslide
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
En dan nu de gelachtelijke voortplanting: Wel voortplantingscellen nodig, wel bevruchting nodig. Nakomelingen hebben niet dezelfde eigenschappen want..... (zie plaatje)
Speciale celdeling nodig om voortplantingscellen te maken. Dit noemen we meiose
Slide 7 - Tekstslide
gewone celdeling
Meiose
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
Slide 8 - Tekstslide
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
Bij de plant zijn de mannelijke voortplantingscellen de stuifmeelkorrels en de vrouwlijke voortplantingscellen zijn de eicellen.
Slide 9 - Tekstslide
Een cel in de stengel van een narcis heeft 28 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft een stuifmeelkorrel van deze narcis?
A
28
B
56
C
14
D
dat kun je niet weten
Slide 10 - Quizvraag
Een stuifmeelkorrel van een margriet heeft 10 chromosomen. Hoeveel chromosomen heeft de bevruchte eicel van de margriet?
A
5
B
10
C
15
D
20
Slide 11 - Quizvraag
Na de meiose hebben de dochtercellen de helft van de chromosomen.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quizvraag
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
Waarom is het van belang dat er nieuwe combinaties van chromosomen (DNA) en dus van eigenschappen ontstaan?
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Slide 15 - Video
-Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Planten: Bevruchting (let op verschil bestuiving en bevruchting) Voortplantingscellen: man: stuifmeel
vrouw: eicel
"kindje": zaadje.
Slide 16 - Tekstslide
-Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Dieren: Bevruchting kan inwendig of uitwendig plaatvinden Voortplantingscellen: man: zaadcel (let op het verschil met het zaadje van de plant) vrouw: eicel
"kindje": embryo / ei.
Slide 17 - Tekstslide
Uitwendige bevruchting
Bij dieren die hun eieren in het water leggen, kan de bevruchting in het water plaatsvinden (buiten het lichaam). Bevruchting buiten het lichaam noem je uitwendige bevruchting.
Slide 18 - Tekstslide
Waarom is bij dieren in het water wel uitwendige bevruchting mogelijk en op het land niet?
Slide 19 - Open vraag
Slide 20 - Video
Uitwendige bevruchting bij kikkers
Bij kikkers zit het mannetje tijdens de paring boven op het vrouwtje
Het mannetje geeft zaadcellen af net op het moment dat het vrouwtje eicellen afzet. De bevruchting vindt plaats in het water. Het mannetje kan wel enkele dagen op het vrouwtje blijven zitten.
Slide 21 - Tekstslide
0
Slide 22 - Video
Inwendige bevruchting
Bij insecten vindt de bevruchting meestal plaats in het lichaam van het vrouwtje. Dit noem je inwendige bevruchting. Na de bevruchting zet het vrouwelijke insect eitjes af. In de eitjes ontwikkelen zich larven. Ook bij vogels en zoogdieren vindt de bevruchting plaats in het lichaam van het vrouwtje.
Slide 23 - Tekstslide
0
Slide 24 - Video
Havo gaat aan het werk.
Maken B6, leren voor de toets.
Maar mag ook meedoen met vwo.
Slide 25 - Tekstslide
-Je kunt voorbeelden noemen van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij planten en dieren.
Bij planten:
Mannelijk = meeldraad
vrouwelijk = stamper
Twee soorten bloemen (eigenlijk drie want er zijn twee verschillende eenslachtige bloemen):
Eenslachtige bloemen: alleen mannelijke of alleen vrouwelijke voortplantingsorganen.
Tweeslachtige bloemen: zowel mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen in 1 bloem.
Slide 26 - Tekstslide
Eenslachtig
Tweeslachtig
Slide 27 - Sleepvraag
Eenhuizig of tweehuizig
Als een plant tweeslachtig is, of zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen heeft is de plant eenhuizig
Als een plant alleen maar mannelijk of alleen maar vrouwelijke bloemen heeft is de plant tweehuizig
Slide 28 - Tekstslide
De uitleg in een schema
Beide geslachten in één plant (huis)
Beide geslachten in twee planten (2 huizen)
Slide 29 - Tekstslide
eenslachtig of tweeslachtig?
eenhuizig of tweehuizig?
Slide 30 - Tekstslide
Wat is deze plant?
A
Eenhuizig
B
Tweehuizig
Slide 31 - Quizvraag
Aan deze plant (foto) groeien alleen mannelijke bloemen. Dan is deze soort?
A
Eenhuizig
B
Tweehuizig
Slide 32 - Quizvraag
-Je kunt voorbeelden noemen van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij planten en dieren.
Bij Dieren:
Vogels : man + vrouw hebben een cloaca
Reptielen : man een hemipenis, vrouw een cloaca
Bij beiden: Inwendige bevruchting
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
timer
5:00
Leerdoelen:
-Je kunt uitleggen dat bij geslachtelijke voortplanting elk van de ouders 50% van het DNA levert.
-Je kunt voorbeelden geven van geslachtelijke voortplanting.
Voor vwo ook:
-Je kunt voorbeelden noemen van mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen bij planten en dieren.
Kun je bereiken door:
-Te lezen / bestuderen de tekst van B6 en vwo ook B8
-Te maken: B6 (6.6) en vwo ook B8 (6.8)
-De antwoorden van de opdrachten serieus te controleren.
-Je kennis te toetsen met de flitskaarten en de test je zelf.
Eerst 5 minuten zelf in stilte,
daarna mag je overleggen.
Alles voor deze week af? Dan herhalen/ oefenen of verdiepen (zie linkjes lessonup).
Slide 35 - Tekstslide
Afsluiting.
Alles van de studiewijzer voor deze week moet voor volgende week dinsdag af zijn.
Volgende week toets.
Slide 36 - Tekstslide
Extra uitleg
De volgende sites bevatten filmpjes en extra uitleg. (herhaling/oefenen)