Spelling PVTT, PVVT, VD en BN

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Welkom 1C!

Pak je leesboek er vast bij.

Deze les...

- Stil lezen

- Doelen doornemen

- Diagnostische toets

- Opdrachten maken

- Tijd over? Numo!

Stil lezen

Pak je boek

en geniet

van het verhaal.

Doelen

- Ik kan de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt) correct schrijven.

- Ik kan de persoonsvorm verleden tijd (pvvt) correct schrijven.

- Ik kan het voltooid deelwoord (vd) correct schrijven.

- Ik kan het bijvoeglijk naamwoord (bn) dat van het voltooid deelwoord is afgeleid correct schrijven.

Diagnostische toets

Pak je schrift en noteer de werkwoordsvormen.

Alle vragen van een onderdeel goed? 

 Dan mag je dit onderdeel op het stencil overslaan.

Eén, twee, of drie fouten? Maak de bijbehorende opdrachten.

PVTT

1. Onze geschiedenisdocent (vertellen) een prachtig verhaal.

2. (Beantwoorden) je broer zijn e-mails altijd direct?

3. Ruben (feliciteren) Isa met haar diploma.

PVTT

1. Onze geschiedenisdocent vertelt een prachtig verhaal.

2. Beantwoordt je broer zijn e-mails altijd direct?

3. Ruben feliciteert Isa met haar diploma.

PVVT

1. De taart (worden) helemaal opgegeten.

2. Ik (verwachten) een ruime voldoende voor deze opdracht.

3. De meisjes (verkleden) zich voor ze naar het schoolfeest gingen.

PVTT

1. De taart werd helemaal opgegeten.

2. Ik verwachtte een ruime voldoende voor deze opdracht.

3. De meisjes verkleedden zich voor ze naar het schoolfeest gingen.

Voltooid deelwoord

1. Is Milan ook voor het etentje (uitnodigen)?

2. Op de N50 is weer een ongeluk (gebeuren).

3. Ik ben in mijn leven al vier keer (verhuizen).

Voltooid deelwoord

1. Is Milan ook voor het etentje uitgenodigd?

2. Op de N50 is weer een ongeluk gebeurd.

3. Ik ben in mijn leven al vier keer verhuisd.

Bijvoeglijk naamwoord

1. Heeft Sam van die (verrotten) peer gegeten?

2. De resten van het (afbranden) huis smeulen nog na.

3. De (bevrijden) dieren renden meteen weg uit hun kooien.

Bijvoeglijk naamwoord

1. Heeft Sam van die verrotte peer gegeten?

2. De resten van het afgebrande huis smeulen nog na.

3. De bevrijde dieren renden meteen weg uit hun kooien.

Terugblik & verder oefenen 

- Welk(e) onderde(e)l(en) heb je foutloos gemaakt?

- De opdrachten die daarbij horen mag je overslaan.

- Maak de opdrachten zorgvuldig.

- Kijk ze na met behulp van het correctiemodel (op mijn bureau)