3.3 Faseovergangen

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 1

3.3 Fase-overgangen

In deze paragraaf gaan we kijken naar de verschillende vormen van water. En dan ook vooral hoe het terecht komt in deze vormen. 

Verschillende fases van water

 vaste fase: ijs

Vloeibare fase: water

gasfase: waterdamp

In welke fase zit water als het mist?

1. vast
2. gas
3. vloeibaar

Op de afbeelding zie je de kringloop van water.
Welke fase heeft het water bij nummer 1?

1. vloeibare fase
2. vaste fase
3. gasfase

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
Welke fase heeft het water bij nummer 5?

1. vloeibare fase
2. vaste fase
3. gasfase

Op de afbeelding zie je de kringloop van het water.
In welke fase is het water bij nummer 2?

1. Vloeibare fase
2. Vaste fase
3. Gasfase

Overgang van fasen

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet deze faseovergang?

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Stollen

Welke faseovergang zie je in het plaatje?

1. Verdampen
2. Condenseren
3. Smelten
4. Stollen

Zie de grafiek. Welke
faseovergang vindt
hier plaats?

1. Stollen
2. Verdampen
3. Condenseren
4. Smelten

De faseovergang van vast naar vloeibaar noemen we

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

de faseovergang tussen vloeibaar naar gasvormig water is

1. smelten
2. stollen
3. verdampen
4. condenseren

Hoe heet de faseovergang van vloeibaar water naar waterdamp?

1. Smelten
2. Stollen
3. Condenseren
4. Verdampen

De faseovergang van gas naar vloeibaar noemen we

1. verdampen
2. Smelten
3. stollen
4. condenseren

Welke faseovergang zie je op de afbeelding?

1. Verdampen
2. Smelten
3. Condenseren
4. Stollen

Kookpunt en smeltpunt

Water:

Smeltpunt: temperatuur waarbij ijs smelt = 0 ºC

Kookpunt: temperatuur waarbij water kookt = 100 ºC 

Fasen bij andere stoffen dan water

Smeltpunt: temperatuur waarbij de stof smelt

Kookpunt: temperatuur waarbij de stof kookt

Zink=vaste stof: smelt bij 420 ºC en kookt bij 907 ºC

Stikstof=gas: condenseert bij -196 ºC en stolt bij -210 ºC 

Smeltpunt: temperatuur waarbij de stof smelt

Kookpunt: temperatuur waarbij de stof kookt

Zink=vaste stof: smelt bij 420 ºC en kookt bij 907 ºC

Stikstof=gas: condenseert bij -196 ºC en stolt bij -210 ºC 

Huiswerk 3.3

Maken blz. 138 t/m 144

niet opdracht 53