PS + Continuous

How do you grammar?
The difference between 
The Present Simple VS Present Continuous
The Past Simple VS Past Continous 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

How do you grammar?
The difference between 
The Present Simple VS Present Continuous
The Past Simple VS Past Continous 

Slide 1 - Tekstslide

- Herhaling Present Simple & Past Simple
- Present Continuous
- Oefenen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Present Continuous

De duurvorm in de tegenwoordige tijd noemen we in de Engelse taal de present continuous. Kijk bijvoorbeeld naar de volgende zinnen:
- Ik ben aan het sporten.
- We zijn aan het zingen.
- Bram zit te gamen.
Deze zinnen staan allemaal in de duurvorm tegenwoordige tijd. Het vindt allemaal NU plaats.


Slide 5 - Tekstslide

Hoe maak ik die?
Om de present continuous te maken heb je altijd 2 werkwoorden nodig. Namelijk een vervoeging van to be + werkwoord met -ing erachter.

- I am reading the newspaper right now.
- He is laughing at me at the moment.
- Do your hear that as well? She is waking up!
- Cynthia is currently cycling to school.

Slide 6 - Tekstslide

Oefenen
1. Robert ....... (to jump) on the trampoline for hours already!
2. Sarah often ..... (to walk) her dog.
3. Jonathan ..... (to say) everything to me.
4. Mister Ronald ..... (to teach, present simple) us interesting things about history.
5. I ....... (to put) those thoughts away right now.

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden
1. Robert is jumping on the trampoline for hours!
2. Sarah often walks her dog.
3. Jonathan says everything to me.
4. Mister Ronald teaches us interesting things about history.
5. I am putting those thoughts away right now.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Past Continuous VS Past Simple
De past simple is de meeste simpele vorm en de past continuous gebruik je als wilt aangeven dat je iets in het verleden een tijdje deed.


Signaalwoorden voor de past simple zijn bijvoorbeeld: yesterday, last week, last year, three days ago, a long time ago, in 1989, etc.

Signaalwoorden voor de past continuous zijn: when, while, at the same time.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Link

Noem een verschil tussen de Present Simple en de Present Continuous

Slide 12 - Open vraag

Wanneer gebruik je de Past continuous?

Slide 13 - Open vraag