synoniemen en listening oefenen

Unit Babel
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Unit Babel

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Inquiry questions
Welke vragen moet je kunnen beantwoorden in Paper 2 reading? 
Welke vragen moet je kunnen beantwoorden in Paper 2 listening?
Waarom is synoniemen kennen belangrijk?

Slide 3 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
Vragen over coverwork? 
Van Kooten en de Bie
Vragen reading/listening doornemen (files in MB)
Synoniemen
Luisteren oefenen
Keuze: als je er vorige week dinsdag niet was mag je ook een oefen paper maken. 

Slide 4 - Tekstslide

Synoniemen
Wat is een synoniem?
Twee verschillende woorden met ongeveer dezelfde betekenis





Slide 5 - Tekstslide

Wat betekent het woord remedie?

Slide 6 - Tekstslide


A
Het woord remedie betekent einde
B
Het woord remedie betekent versiering
C
Het woord remedie betekent oplossing
D
Het woord remedie betekent veerponten

Slide 7 - Quizvraag

Hoe heb je het antwoord op de vorige vraag gevonden?

Slide 8 - Open vraag

Synoniem
Kijk of er in de tekst een synoniem staat. 
Een synoniem is een ander woord dat ongeveer hetzelfde betekent.

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld omschrijving

Wanneer iemand Adilah vraagt om iets te doen, begint ze eraan zonder na te denken. Ook wanneeer je haar iets vraagt, reageert ze vaak impulsief.
Omschrijving

Lees de alinea waarin het woord staat helemaal. 
Soms geeft de schrijver in de zinnen voor of na het woord een uitleg of omschrijving.

Slide 10 - Tekstslide


In onze webshop en winkels kunt u betalen met verschillende betaalmiddelen. We geven de voorkeur aan een creditcard, maar ook een bankoverschrijving of een automatische incasso is mogelijk. 
Voorbeelden

Zoek voorbeelden.
Soms kun je hieruit de betekenis van het woord afleiden. 
Voorbeelden staan vaak na woorden zoals: bijvoorbeeld, denk aan, onder andere, zoals

Slide 11 - Tekstslide

Tegenstelling
Kijk of er in de tekst een tegenstelling staat. Ken je het tegenovergestelde woord, dan kun je de betekenis van het andere woord hieruit afleiden.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden tegenstellingen

kort
dik
droog
snel
koud
open



Slide 13 - Tekstslide

Afbeelding
Staat er een afbeelding in de tekst? 
Soms kan die je ook helpen om de betekenis te vinden.

Wat betekent het woord "helder"? 

Slide 14 - Tekstslide

Als je een woord in de tekst dus niet weet, kun je de betekenis op 5 manieren achterhalen.
Welke 5 heb je net gehoord?

Slide 15 - Open vraag

Larissa keek afgunstig naar de dure merkschoenen van Priscilla. Ze was nog nooit zo jaloers geweest op haar beste vriendin.
Wat betekent "afgunstig"?
A
duur
B
beste vrienden
C
jaloers
D
gek

Slide 16 - Quizvraag

Het buurtfeest wordt gesponsord door lokale ondernemers. De plaatselijke slager zorgt bijvoorbeeld voor lekkere hapjes.
Wat betekent "lokale"?
A
buurtfeest
B
gesponsord
C
bijvoorbeeld
D
plaatselijke

Slide 17 - Quizvraag

Tijdens het eten hield Giovanni continu zijn telefoon in de gaten. Ook 's avonds bleef hij steeds controleren of hij een berichtje had ontvangen.
Wat betekent "continu"?
A
steeds
B
soms
C
nooit

Slide 18 - Quizvraag

"Ik beloof je dat ik zuinig zal zijn met je auto", zegt Kishan. "Ik weet dat hij heel duur was."
Wat betekent "zuinig"?
A
met tegenzin
B
serieus
C
stiekem
D
voorzichtig

Slide 19 - Quizvraag

Ramon is een frequent bezoeker van de sportschool. Dat weet ik, omdat ik hem daar bijna elke dag zie.
Leid de betekenis af van "frequent".
A
beroerd
B
matig
C
regelmatig

Slide 20 - Quizvraag

Na het incident werd druk gesproken over de mogelijke oorzaken. Zo'n vervelende toestand moeten we in de toekomst zien te voorkomen.
Leid de betekenis af van "incident".
A
onbelangrijke gebeurtenis
B
moeilijke gebeurtenis
C
vreemde gebeurtenis

Slide 21 - Quizvraag

Synomiemvraag beantwoorden
Welke woorden of uitdrukkingen gebruikt de auteur voor nuttig (alinea 8)?
1.  Ken je het woord helemaal niet, dan weet je dus niet naar welk woord je zoekt. Ga door naar de volgende vraag.
2 Ken je het woord wel? schrijf de betekenis op. Zoek naar een woord met dezelfde betekenis op de aangegeven plaats.
 

Slide 22 - Tekstslide

Task 
Luister naar dit liedje over synoniemen. Noem 3 woorden met een synoniem die je hoort in dit liedje. 

Slide 23 - Tekstslide

Luisteren oefenen
Luister naar het gesprek. 

Luister nog een keer en beantwoord de vragen bij 1.3 en 1.4
Doe oefening 1.5 in tweetallen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide