1) Maak individueel een woordweb:
2) Neem een kind van je stage in je gedachten.
3) Bij welk cluster zou je dit kind in kunnen delen? Waarom?
4) Welke problemen kom je tegen bij dit kind?
5) Wat kan dit kind wel heel goed?
6) Hoe ga jij met dit kind om?
7) Wat heeft dit kind nodig van jou?
8) Welke instanties kun je benaderen voor informatie?
9) Hoe moet je omgaan met kinderen uit de verschillende clusters?
Deel je woordweb in een groep van 2 of 3.
Welke tips heeft je groepje voor jou?