Duits: voorbereiding op gespreksexamens A2 EDI deel 2

Hallo ihr Lieben
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hallo ihr Lieben

Slide 1 - Tekstslide

Programma:
In deze les gaan we verder in op de inhoud van het gespreksexamen.
De volgende taalcomponenten worden behandeld:
- Spellen
- Modale werkwooden

Slide 2 - Tekstslide

Doel:
Aan het eind van deze les:
- ken je het Duitse spelalfabet en kun je daarmee je achternaam spellen,
- weet je wat modale werkwoorden zijn, hoe je ze kunt formuleren en kun je er dientverleningszinnen mee maken,

Slide 3 - Tekstslide

Allereerst:
Spellen...het lijkt iets uit onze kindertijd...
Met behulp van spellen hebben we woorden leren lezen.
Hebben jullie ook dat rijtje op school gehad: boom, roos, vis, vuur, mus, pim, bla bla bla....?
Dit zijn allemaal voorlopers van het uiteindelijke spelalfabet waar we tot in onze late levensjaren mee te maken zullen hebben.

Slide 4 - Tekstslide

Denk maar aan de situatie waarin je aan de telefoon je achternaam moet zeggen, maar je niet meteen duidelijk krijgt hoe deze moet worden geschreven: 
"Wemmink of Wennink? Met de N van..."

Spellen is dus van wezenlijk belang als het gaat om het goed overbrengen van gegevens. Zeker op officiele documenten als paspoorten, DUO-documenten of belastingdocumenten is het belangrijk dat gegevens goed genoteerd/ gespeld zijn.

Slide 5 - Tekstslide

We hanteren daartoe het spelalfabet.
Bedenk voor jezelf of je het Nederlandse spelalfabet uit je hoofd weet...
De gangbare letters zullen wel gaan, maar letters als de Q, de Z en de Y?
Kijk het anders nog eens even na.

Slide 6 - Tekstslide

Het lullige is...
Iedere taal heeft z'n eigen spelalfabet.
Dus in Duitsland zul je niet ver komen met:
" Das ist das B von Bernard."
Vandaar dus, dat dit een onderdeel is dat jullie moeten beheersen. Jullie als communicatieve mbo'ers zouden hier mogelijk mee te maken kunnen krijgen in jullie professionele leven. 

Slide 7 - Tekstslide

In de volgende slide vind je het Duitse spelalfabet.
Bekijk het en probeer vervolgens je eigen achternaam te spellen.
Probeer vervolgens de volgende woorden te spellen:
- Berufsschule
- Ausbildung
- Führerschein
- Geschäftsführer
- Staubsauger (stofzuiger)
- Streichholzschächtelchen (luciferdoosje)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

In de volgende gezamenlijke meeting zullen er een aantal woorden gevraagd worden om deze techniek te checken en verder te automatiseren.

Slide 10 - Tekstslide

Modale werkwoorden:
Ook weer zo'n term...wat moet je ermee?!

Met de term opzich niet zoveel, maar de desbetreffende werkwoorden gebruik je ontzettend veel. 
En in het Duits is er iets bijzonders mee aan de hand.

Slide 11 - Tekstslide

Allereerst:
Modale werkwoorden geven een bepaalde 'modaliteit' aan, een bepaalde modus.
Zo kan je computer in de slaapmodus staan, of verkeer jij, na een avondje flink bieren, in een brakke modus.
Een modaliteit is een staat waarin je kunt verkeren.
Er zijn in totaal 5 zuivere modaliteiten: 

Slide 12 - Tekstslide

1: de staat van 'noodzaak': moeten ('ik moet m'n trein halen')
2: de staat van 'onverbiddelijkheid' en 'belofte': zullen ('ik zal er zijn', en 'gij zult niet stelen')
3: de staat van 'wenselijkheid': willen ('ik wil graag een koffie')
4: de staat van 'mogelijkheid': kunnen ('kan ik je helpen')
5: de staat van 'toestemming': mogen ('je mag niet liegen')

Dit zijn de modale werkwoorden.
Verder kunnen deze werkwoorden nooit op zichzelf staan: 
'ik moet...', ik kan...'
Wat moet je en wat kan je? 
Je hebt een ander werkwoord nodig om de modaliteit te verduidelijken: 'ik wil slapen', ik kan goed Duits spreken'.
Modale werkwoorden heten ook wel modale hulpwerkwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

Modale werkwoorden in het Duits:
Dit zijn de modale werkwoorden in het Duits:
Moeten= Müssen
Willen= Wollen
Kunnen= Können
Zullen= Sollen
Mogen= Dürfen
Er zijn er nog twee (mögen en wissen, maar die worden hier niet behandeld).

Slide 14 - Tekstslide

Zo zien ze er vervoegd uit:
In de volgende slide word je naar een website geleid waar de modale werkwoorden worden getoond.
Bekijk ze en vergelijk de meervoudsvormen met de enkelvoudige vormen: wat valt op.
Welke vormen komen daarnaast nog overeen?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Tatsächlich!
De enkelvoudige vormen (ich, du, er, sie, es) hebben een andere klinker ten opzichte van de meervoudsvormen:
ich will en wir wollen.
Bovendien zijn de ich-vorm en de er/sie/es vorm hetzelfde:
ich kann en er/sie/es kann.
Normaliter is het ich wohne en er/sie/es wohnt en ich komme en er/sie/es kommt.

Slide 17 - Tekstslide

In het gespreksexamen komen dienstverlenende zinnen voor waarin modale werkwoorden zitten. Er wordt beoordeeld in hoeverre je die beheerst: ben je in staat om de juiste werkwoordsvorm aan de juiste persoon te koppelen?
Neem je daarbij de twee opvallende kenmerken over?
Zeg je 'ich wolle gerne', of toch 'ich will gerne'?

Vandaar dus dat deze werkwoordstechniek in deze les wordt behandeld.

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht:
In de volgende slide staat een klikoefening met dienstverlende zinnen waarin modale werkwoorden voorkomen.
Met deze opdracht oefen je zowel deze techniek, als ook handige zinnen voor het gespreksexamen.
Er is ook een + variant toegevoegd. Hier moet je Nederlandse zinnen in het Duits vertalen. Deze hoef je niet te maken.
Denk aan de hoofdletters en de punten/ vraagtekens aan het eind.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Das war es für jetzt
In de volgende vergadering worden een aantal behandelde taalcomponenten en taaltechnieken getest om te kijken of ze al geautomatiseerd zijn.
Tschüss!

Slide 22 - Tekstslide