We gaan vandaag oefenen met woorden die over bloemen en planten gaan.
woordenschat.
Oefenen met Lesson up.
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT1MBOStudiejaar 1
In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
les over bloemen en planten
We gaan vandaag oefenen met woorden die over bloemen en planten gaan.
woordenschat.
Oefenen met Lesson up.
Slide 1 - Tekstslide
bloemen,vruchten,zaden
Slide 2 - Woordweb
Slide 3 - Video
Waarom hebben planten bloemen?
Slide 4 - Open vraag
Bloemen
Kroonbladeren
Kelkbladeren
Meeldraad
Stamper
Slide 5 - Tekstslide
Uit bloemen ontstaan vruchten
Slide 6 - Tekstslide
De levenscyclus van een plant
Cyclus = een proces wat telkens weer opnieuw plaatsvindt. (Zaad --> Kiem --> plant --> bloem --> vrucht --> zaad enz.)
Een cyclus loopt dus altijd in een cirkel.
Slide 7 - Tekstslide
Groenten
Groenten zijn de eetbare delen van een plant. We eten van de plant de stengels, knollen, wortelen, bloemen, bladeren, kiemen of vruchten als groente. Soms eten we alle delen van de plant, soms alleen een bepaald onderdeel.
Slide 8 - Tekstslide
ook groenten waren eerst bloemen
Slide 9 - Tekstslide
Vraag 3
Noteer 3 vruchten die een oranje schil hebben
Slide 10 - Tekstslide
doe dit in je schrift en zoek dan op of je het goed geschreven hebt in je woordenboek of op google.
Slide 11 - Tekstslide
Stam: Zaadplanten
Zaadplanten planten zich voort door zaden. Uit een zaad kan een nieuw plantje groeien.
Zaadplanten hebben bloemen, in de bloem kan een zaad ontstaan.
Voorbeelden van zaadplanten zijn bijvoorbeeld gras, struiken, bomen en planten zoals in de afbeelding.
Slide 12 - Tekstslide
Spreek me iemand over de bloemen en vruchten die je kent. Maak 2 lijstjes.