voorbereiding so chapitre 2

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

je gaat een oefentoets maken over voca A, B en grammaire C  , werkwoorden 

je  maakt de opdrachten  zonder te overleggen of te praten 

je kunt maximaal 1 punt verdienen bij het cijfer van de so op op donderdag 16 december. 

Bonne chance 

welke is juist?

1. nous travaillons
2. vous travallez
3. j'ai travaille
4. nous travailliez

les chaussures

1. de sokken
2. de winkels
3. de schoenen
4. het haar

Tu as un petit boulot?
beantwoord in een hele zin in het Frans

het spaargeld

1. l'argent de poche
2. l'économie
3. retirer
4. les économies

jij spaart =

tu reçois de l'argent de poche?
Beantwoord in het Frans in een hele zin .

on dépense

1. ik geef uit
2. wij gaven uit
3. men geeft uit
4. wij gaan uitgeven

bon marché

1. supermarkt
2. duur
3. goedkoop
4. gemiddeld

Que fais -tu de ton argent de poche?

tu mets la table

1. jij dekt de tafel
2. jij pakt de tafel
3. ik heb de tafel gedekt
4. jij hebt de tafel gedekt

help !

1. aide-moi !
2. arrive
3. viens ici
4. au secours !

waaraan kun je een meewerkend voorwerp herkennen in een Franse zin?

nous parlons à Luc

1. nous leur parlons
2. nous lui parle
3. nous me parlons
4. nous lui parlons

Elle donne une pomme à son frère
maak een nieuwe zin en vervang het meewerkend voorwerp

vous répondez aux parents

1. vous lui répondez
2. ils leur répondent
3. vous leur répondez
4. je leur réponds

Elle donne à moi dix euros

1. il me donne 10 euros
2. Elle me donne cinq euros
3. Elle me donne 10 euros
4. Elle lui donne dix euros

waar moet het meewerkend voorwerp staan in de Franse zin?

vouloir en pouvoir

1. willen en kunnen
2. willen en weten
3. kunnen en willen
4. hebben en zijn

ik werk en ik verdien

j'ai été en France

1. ik was in Frankrijk
2. ik ben in Frankrijk
3. ik zal naar Frankrijk gaan
4. ik ben in Frankrijk geweest

Dit was de oefentoets,  

Je pakt nu het werkboek en we gaan oefenen met opdracht 16 d   spreekvaardigheid