Week 47, les 2, 2e klas (Jouer/Faire, Lezen, Schrijven)

1 / 29
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Slide 2 - Video

Bonjour! 
Aujourd'hui 
nous sommes 
(le jour) (la date) (le mois)
semaine 47
cours 2

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Départ
  1. Début du cours
  2. Grammaire: 
    Quiz + Faire/Jouer
  3. Au travail
  4. - Chapitre 2: Partie A/ C
    -Lire + Écrire (OEFENING TEA 2)
    - TEA 1 inzien
  5. Fin du cours
    Réflexion 


(05m)

(30m)

 (20m)

(05m)

LIRE
ÉCRIRE

Slide 5 - Tekstslide

TEMPS LIBRE
- Thema chapitre 2
-Als je verteld over je afgelopen weekend/vakantie, dan vertel je wat je in je vrije tijd hebt gedaan
- Wat heb je nodig:
   1. Werkwoorden aller/faire/jouer
   2. Voorzetsels à  of de + lidwoord
   3. Voca activiteiten vrije tijd/hobby
    



Slide 6 - Tekstslide

JOUER
Spelen




timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
jou + ons
jou + ent
jou + e
jou + ez
jou + es
jou + e

Slide 7 - Sleepvraag

JOUER
 AU P.C. 





timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
avons  joué
ont       joué
ai          joué
avez    joué
as         joué
a           joué

Slide 8 - Sleepvraag

Faire
=
 doen




timer
1:00
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
faisons
font
fais
faites
fais
fait

Slide 9 - Sleepvraag

FAIRE
 AU P.C. 





timer
0:30
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
avons  fait
ont       fait
ai          fait
avez    fait
as         fait
a           fait

Slide 10 - Sleepvraag

Voorzetsels à/de
+ ....
  • Jouer À + balsport
  • Faire DE + overige sporten
  • Jouer DE+ muziekinstrument


 
À = in/naar/op
à + le = au
à + la = à la
à + l' = à l'
à + les = aux
DE = van
de + le = du 
de + la = de la
de + l' = de l'
de + les = des

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruiken we "jouer à"
A
Balsporten
B
Overige sporten
C
Muziekinstrument

Slide 12 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we "faire de"?
A
Balsporten
B
Overige sporten
C
Muziekinstrumenten

Slide 13 - Quizvraag

Wanneer gebruiken we "jouer de"?
A
Balsporten
B
Overige sporten
C
Muziekinstrumenten

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de samentrekking van 'de + le'?
A
de le
B
de l'
C
du
D
des

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de samentrekking van 'à + le'?
A
à le
B
au
C
à l'
D
aux

Slide 16 - Quizvraag

Je joue ... guitare (vr)
timer
0:10

Slide 17 - Open vraag

Je joue ... foot (m)
timer
0:10

Slide 18 - Open vraag

Je fais ... cheval (m)
timer
0:10

Slide 19 - Open vraag

Je fais ... natation (f)

Slide 20 - Open vraag

Les sports | Faire + du / de la / de l' / des

1.


2.
3.
4.
5.
Faire du cheval
Faire de la natation
Faire du ski
Faire du jogging
Faire du vélo

Slide 21 - Sleepvraag

Les sports | Jouer + au / à la / à l' / aux*
*Bij sporten en spellen, met min. 1 tegenspeler
1.


2.
3.
4.
5.
6.
Jouer au tennis
Jouer au ping-pong
Jouer au hockey
Jouer au foot(ball)
Jouer au basket(ball)
Jouer aux jeux vidéos

Slide 22 - Sleepvraag

Hoe zeg je: Hoe gaat het?
timer
0:30

Slide 23 - Open vraag

Hoe zeg je: Ik ben in Frankrijk geweest.
timer
0:30

Slide 24 - Open vraag

Slide 25 - Tekstslide

Hoe zeg je: Ik heb voetbal gespeeld.
timer
0:30

Slide 26 - Open vraag

3. Au travail
GRANDES LIGNES
- Chapitre 2: 
Partie B+D
-Rendre version 1 de la présentation

LIRE
- Page 32,33 (al gedaan)
ÉCRIRE
- Page 38,39 

TEA 1: toets inzien (in groepjes)
RÉFLEXION
timer
1:00000
- OEFENING 1 voor de toets
-GEBRUIK NASLAG VAN GRANDES LIGNES + VOORBEELD P. 32

Slide 27 - Tekstslide

Fin: Devoirs

1. Faire Chapitre 2
- Partie A tm D
- Lire (p.32) + Ecrire (p.38)
2. Apprendre 
- voca Partie A, B, C, D

RÉFLECTION DU COURS!!



Slide 28 - Tekstslide

au prochain cours!

Slide 29 - Tekstslide