1M&1MH&2MH Les 29-5-2020
1 / 30
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Wat is géén leesstrategie?
A
oriënterend lezen
B
zoekend lezen
C
begrijpend lezen
D
globaal lezen
Slide 10 - Quizvraag
Welke vraag stel je jezelf als je het onderwerp van een tekst zoekt?
A
Waar gaan deze alinea's over?
B
Welke tussenkopjes zie ik allemaal?
C
Moet ik het onderwerp echt weten om de tekst te begrijpen?
D
Waar gaat deze tekst over?
Slide 11 - Quizvraag
Als ik het onderwerp van een tekst wil weten, dan lees ik
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
begrijpend
Slide 12 - Quizvraag
In welk deel van de tekst vertelt de schrijver alle informatie die hij wil geven?
A
inleiding
B
middenstuk
C
slot
D
bron
Slide 13 - Quizvraag
Wat wil de schrijver in de inleiding van de tekst?
A
Hij herhaalt de belangrijkste dingen uit de tekst.
B
Hij geeft veel informatie.
C
Hij maakt duidelijk wat het onderwerp van de tekst is.
D
Hij vat de tekst kort samen.
Slide 14 - Quizvraag
Als je een moeilijk woord tegen komt in een tekst...
A
Sla je het meteen over
B
tel je hoe vaak het woord voorkomt
C
stop je met lezen
D
zoek je naar een woord met dezelfde betekenis
Slide 15 - Quizvraag
Als je het antwoord op een vraag uit de tekst wil halen, dan lees je
A
oriënterend
B
zoekend
C
globaal
D
helemaal
Slide 16 - Quizvraag
Als je snel alle belangrijke zaken uit een tekst wilt halen, dan
A
lees je de titel, tussenkopjes, 1e alinea en bekijk je de illustraties
B
zoek je naar getallen
C
lees je de inleiding en het slot
D
lees je van elke alinea de eerste en laatste zin
Slide 17 - Quizvraag
Wat kan in de inleiding staan?
A
een voorbeeld
B
een grappig verhaaltje (anekdote)
C
een vraag
D
alle drie de antwoorden zijn goed
Slide 18 - Quizvraag
Wat bedoelen we met de bron van een tekst?
A
de schrijver
B
waar de tekst vandaan komt
C
de reden dat de tekst geschreven is
D
het lettertype van de tekst
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een tussenkopje?
A
De titel van een alinea
B
Het onderwerp van een alinea
C
de belangrijkste zin van een alinea
D
de bron van de tekst
Slide 20 - Quizvraag
Een schrijver wil met een tussenkopje duidelijk maken
A
waar de tekst over gaat
B
waar de bijbehorende alinea over gaat
C
dat er een andere tekst komt
Slide 21 - Quizvraag
Wat lees je als je het onderwerp van een tekst wilt weten?
A
De titel, de tussenkopjes, eerste alinea en opvallende woorden.
B
De eerste en laatste zinnen van elke alinea.
C
De hele tekst, zodat je precies weet waar die over gaat.
D
Het middenstuk.
Slide 22 - Quizvraag
Een tekst bestaat altijd uit een inleiding, middenstuk en slot.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quizvraag
Een schrijver heeft altijd een doel die hij wil bereiken met zijn tekst.
A
waar
B
niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Als een schrijver wil dat je zijn mening overneemt,dan is het tekstdoel
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
overtuigen
Slide 25 - Quizvraag
Als een schrijver wil dat je weet hoe je iets moet doen, dan is het tekstdoel
A
informeren
B
activeren
C
instrueren
D
overtuigen
Slide 26 - Quizvraag
Een reclametekst is een voorbeeld van een tekstsoort waarvan het doel informeren is.
A
juist
B
onjuist
Slide 27 - Quizvraag
Een gebruiksaanwijzing heeft het doel om iemand te instrueren.
A
juist
B
onjuist
Slide 28 - Quizvraag
Zijn er nog vragen over Lezen H5 & H6?
