In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Uitgaven
in je dagelijks leven
Verzorging voor jou, thema 5, les 6
Slide 1 - Tekstslide
Les 3: De was doen
Les 4: Veiligheid thuis (ongelukken)
Les 5: Milieubewust huishouden
Les 6: Uitgaven in je dagelijks leven
Slide 2 - Tekstslide
We leren deze les...
wat uitgaven zijn
andere begrippen, zoals consumenten en producten
hoe een winkel met jouw klacht moet omgaan
wanneer jij je geld terug mag krijgen
Slide 3 - Tekstslide
Uitgaven = geld uitgeven
Wie krijgt er zakgeld van zijn ouders?
Slide 4 - Tekstslide
Wat is het laatste dat je voor jezelf hebt gekocht?
Slide 5 - Open vraag
Dit is Arjen. Hij is een jongen van 16 die folders rondbrengt. Hij heeft van zijn loon een smartphone gekocht. Arjen hoeft zijn kleding niet zelf te betalen. Dat doen zijn ouders.
Dit is Carolien. Zij krijgt kleedgeld en zakgeld. Van haar kleedgeld koopt ze kleding en schoenen.
Arjen en Carolien zijn consumenten. Een consument is iemand die iets koopt. De smartphone, de kleding en de schoenen heten producten. Een product is iets wat je kunt kopen.
Twee voorbeelden
Slide 6 - Tekstslide
Wat is een consument? (1)
A
Dat zijn producten die geleverd worden.
B
Dat is een werknemer die zijn salaris krijgt.
C
Dat is iets wat je koopt.
D
Dat is iemand die iets koopt.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is een product? (1)
A
Dat is iemand die iets koopt.
B
Dat is een elektronisch apparaat.
C
Dat is iets wat je koopt.
D
Dat is een speciale gel waar je haar keihard van wordt.
Slide 8 - Quizvraag
Verschillende soorten uitgaven
Arjen koopt een smartphone. Carolien koopt kleding en schoenen. Dit zijn uitgaven. Een uitgave is het geld dat je uitgeeft als je iets moet betalen.
Persoonlijke uitgaven zijn uitgaven voor één persoon. Als jij kiest om jouw geld uit te geven aan snoep of kleding, dan zijn dat jouwpersoonlijke uitgaven.
Slide 9 - Tekstslide
Gezinsuitgaven zijn voor 't hele gezin. Wat is een voorbeeld van een gezinsuitgave? (2)
A
boodschappen
B
schooltas
C
elektriciteit
D
spijkerbroek
Slide 10 - Quizvraag
Persoonlijke uitgaven zijn voor iemand persoonlijk. Wat is een voorbeeld van een persoonlijke uitgave? (2)
A
de huur
B
lippenstift
C
afwasmiddel
D
nieuwe jas
Slide 11 - Quizvraag
het geld dat je ergens voor betaalt, noem je een...
Iemand die iets koopt, noem je een...
Iets dat je kunt kopen, dat noem
je een...
Consument
Product
Uitgave
Slide 12 - Sleepvraag
Een klacht
Carolien ziet mooie schoenen in de winkel. Ze betaalt geld voor de schoenen. Dat is haar plicht.
Zodra Carolien betaald heeft, krijgt ze de schoenen. Dat is haar recht.
Een dag later is Carolien terug in de winkel. De hak van de rechterschoen zit los. Ze kan de schoen niet meer gebruiken. Het is een ondeugdelijk product.
Slide 13 - Tekstslide
Wat betekent 'ondeugdelijk product'? (1)
A
Een product dat te duur is.
B
Een product dat niet goed is, dus niet deugt.
C
Een product dat
uitverkocht is.
D
Een product dat niet populair is bij consumenten.
Slide 14 - Quizvraag
Wat denken jullie dat de winkel MOET doen in dit geval? (2)
A
De winkel moet haar schoenen repareren
of vervangen.
B
De winkel moet Carolien een cadeaubon geven van 50,-
C
De winkel moet dit artikel uit hun winkel verwijderen.
D
De winkel moet Carolien haar geld teruggeven.
Slide 15 - Quizvraag
Garantie
Arjen krijgt bij zijn smartphone een garantiebewijs. Dat betekent dat hij een bepaalde tijd garantie heeft.
De garantietermijn is de tijd waarvoor de
garantie geldt. Als de smartphone in die tijd stukgaat, wordt hij gerepareerd. Dat kost Arjen dan niets.
Slide 16 - Tekstslide
Waarom geldt een garantiebewijs alléén als je het kassa- bonnetje bewaart? (1)
A
Omdat de verkoper hun administratie op orde wil.
B
Omdat zij de bonnetjes willen recyclen.
C
Omdat je daarmee aantoont dat je het hebt betaald.
D
Omdat ze zich dan kunnen herinneren hoe duur 't was.
Slide 17 - Quizvraag
De laatste quizvragen!
Hebben we goed opgelet ..?
Slide 18 - Tekstslide
Iets gaat kapot terwijl je nog garantie hebt. Kost de reparatie je dan geld?
A
Ja.
B
Nee.
Slide 19 - Quizvraag
Je krijgt op elk product maar een bepaalde tijd garantie. Hoe heet die tijd? (1)
A
Bedenktijd.
B
Garantiebewijs.
C
Garantietermijn.
D
Ondeugdelijk product.
Slide 20 - Quizvraag
Ayla heeft via internet een spijkerbroek gekocht. Ze trekt hem aan, maar hij past haar niet. Mag ze 'm terugsturen?
A
Ja.
B
Nee.
Slide 21 - Quizvraag
Binnen hoeveel dagen moet Ayla de broek terugsturen, denken jullie? (1)
A
7 dagen
B
14 dagen
C
21 dagen
D
30 dagen
Slide 22 - Quizvraag
Slide 23 - Video
Hebben we geleerd...
wat uitgaven zijn?
Wat consumenten betekent? En producten?
welke rechten jij hebt als een product niet deugt?