Lesson 21: Past continuous / past simple

WELCOME BACK 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELCOME BACK 

Slide 1 - Tekstslide

Today’s lesson 
  • Homework check -> past perfect / past simple 
  • Lesson 4: Past continuous / past simple 
  • Explain the two tenses 
  • Short quiz 
  • Continue with the assignments of lesson 4
  • Finished? Continue with lesson 5/6
  • Also finished with that? Have a look at ‘Fake news project’ in your studiewijzer. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Past Simple

Slide 4 - Tekstslide

Past simple 
  • Je gebruikt de Past Simple als je zeker weet dat iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen is.
  • Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

  • Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van ‘to work’ is dus de stam (work) met –ed erachter                worked.

Slide 5 - Tekstslide

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

  • yesterday
  • last week
  • ten minutes ago
  • in 2007
  • this morning

Slide 6 - Tekstslide

Past continuous 
  • was/were + werkwoord + ing
 
  • Je gebruikt deze tijd om aan te geven dat je in het verleden iets aan het doen was. Als je de zin naar het Nederlands vertaald hoor je vaak ook “was…..of waren aan het……”
  •  Of wanneer iets was aan de gang in het verleden en werd onderbroken. Het is onduidelijk of de handeling voltooid werd.
  •  I was having a bath when the phone rang.

Slide 7 - Tekstslide

Past continuous 
  • Examples:

  • Erin was washing her dog in the garden yesterday.
  • We were celebrating my uncle’s fortieth birthday last weekend.
  • Lindy was cleaning her entire house this morning.
  


Slide 8 - Tekstslide

Past Simple - Signaalwoorden
Signaalwoorden voor de past continuous zijn: 

  • While/When
  • At the same time. 
Deze signaalwoorden staan niet altijd in de zin, dus onthoud goed: je gebruikt de present continuous als iets in het verleden aan het gebeuren was of als je iets in het verleden een tijdje deed. 

Slide 9 - Tekstslide

I __________ (work) late last night.

Slide 10 - Open vraag

We _________ (swim) in the ocean last night.

Slide 11 - Open vraag

You ________ (watch) tv all night.

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Tekstslide

PAST CONTINUOUS & PAST SIMPLE

Als ze samen in een zin staan dan:


  • geeft de past continuous de langer durende actie aan
  • geeft de Past simple de korter durende actie aan



Slide 14 - Tekstslide

PAST CONTINUOUS & PAST SIMPLE

Als ze samen in een zin staan dan:

  • geeft de PC de langer durende actie aan
  • geeft de PS de korter durende actie aan


Example: 

  • I was walking when I dropped my marker.
  • Merlin was sleeping when Wieke called her.

Slide 15 - Tekstslide

EVEN OEFENEN!
  • In deze zinnen moet je de Past Simple OF Past Continuous invullen.

  • Type je antwoorden met één spatie ertussen.

Slide 16 - Tekstslide

EVEN OEFENEN!
Bijvoorbeeld:
We ___________ (watching) tv when my uncle ______ (call).

Je typt dan:

Slide 17 - Tekstslide

EVEN OEFENEN!
Bijvoorbeeld:
We ___________ (watching) tv when my uncle ______ (call).

Je typt dan:
were watching called

Slide 18 - Tekstslide

I _______ (kiss) a boy when my mom _______ (enter) my room.

Slide 19 - Open vraag

Dano ________ (train) in the gym, when his friend Colin ______ (call) him.

Slide 20 - Open vraag

We _______ (walk) on the street when someone ________ (rob) us.

Slide 21 - Open vraag

When he _______ (arrive), Renske ________ (cook) dinner.

Slide 22 - Open vraag

You _______ (watch) Netflix when Iris _______ (text) us.

Slide 23 - Open vraag