les 11 online - 4.8 woordsoorten

1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wat is een persoonlijk voornaamwoord?

Slide 19 - Open vraag

Noem een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord.

Slide 20 - Open vraag

Maak een zin met 'het' als persoonlijk voornaamwoord.

Slide 21 - Open vraag

Maak een zin waarbij haar een persoonlijk voornaamwoord is.

Slide 22 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord
A
hij
B
die
C
welke
D
hem

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Zinsdelen
Woordsoorten
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde
lijdend voorwerp
meewerkend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
zelfstandig naamwoord
lidwoord
bijvoeglijk naamwoord
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
aanwijzend voornaamwoord
vragend voornaamwoord
onbepaald voornaamwoord
voorzetsel
bijwoord

Slide 29 - Sleepvraag

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Ik ga een cadeau voor je uitzoeken samen met Bo.
Zijn de onderstreepte woorden een persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord

Slide 34 - Quizvraag

Mijn fiets is gestolen.

Mijn =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 35 - Quizvraag


Zijn dat jouw buren?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 36 - Quizvraag

Het is jouw boek.

Jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 37 - Quizvraag

Wij hebben ons vergist.
wij =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 38 - Quizvraag

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide