5.1 + 8.6

5.1 + 8.6
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

5.1 + 8.6

Slide 1 - Tekstslide

Programma
-Formatieve check
10 min
-Oefeningen nakijken
10 min
-Reactieproducten
20 min
-Reactiesnelheid
15 min
-Oefenen
15 min

Slide 2 - Tekstslide

Formatieve check
Klik op de link om naar een nieuwe les te gaan, hierbij kan je zelf feedback geven op je leerdoelen:
Checks voor 5.1 + 8.6

De laatste slide sla je voor nu over, deze is voor het einde van de les!

Slide 3 - Tekstslide

Oefeningen nakijken
Ik loop langs om te controleren of je je spullen bij je hebt en of de oefeningen gemaakt zijn.

De antwoorden staan in het eerste tabblad van de Studiewijzer in Magister.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?

  • Je kunt aan de hand van de molecuulformule van een brandstof voorspellen welke verbrandingsproducten ontstaan.
  • Je kunt zuurstof en waterstof aantonen met aantoningsreacties.
  • Je kunt de reactieproducten koolstofdioxide en water aantonen met reagentia.
  • Je kunt uitleggen hoe vijf factoren de reactiesnelheid beïnvloeden.
  • Je kunt uitleggen welke factoren van invloed zijn op het bederven van voedsel.

Slide 5 - Tekstslide

5.1

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een verbrandingsreactie?
Verbrandingsreactie is een speciale soort reactie.
Bij een verbranding is er namelijk altijd zuurstof nodig.

Bij een verbrandingsreactie zijn de beginstoffen altijd:
  • een brandstof
  • zuurstof

De brandstof kan van alles zijn: hout, methaan,
benzine, alcohol.

Slide 7 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Bij een verbranding zijn er ook reactieproducten, deze noemen we verbrandingsproducten.
Bij een verbranding zijn de reactieproducten heel vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Voorbeeld:
methaan (g) + zuurstof (g) → water (l) + koolstofdioxide (g)
CH₄ (g) + 2 O₂ (g)→ 2 H₂O (l) + CO₂ (g)

Slide 8 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Waarom zijn bij een verbrandingsreactie de reactieproducten vaak:
  • water (l)
  • koolstofdioxide (g)

Dit komt omdat de brandstof vaak waterstof (H) en koolstof (C) bevat:
Waterstof (H₂) + zuurstof (O₂) = water (H₂O)
Koolstof (C) + zuurstof (O₂) = koolstofdioxide (CO₂)


Slide 9 - Tekstslide

Geef de kloppende reactievergelijking voor de volledige verbranding van ethanol (C₂H₆O).

Slide 10 - Open vraag

Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quizvraag

Verbrandingsproducten
Stel, een brandstof bevat geen koolstof (C) maar wel zwavel (S), ontstaat er dan koolstofdioxide (CO₂)?


Er ontstaat geen CO₂ wel SO₂.

Slide 12 - Tekstslide

Verbrandingsproducten
Een verbinding met zuurstof noem je een oxide.

Niet alleen zwavel, koolstof en waterstof kunnen reageren met zuurstof.
Metalen en andere elementen ook!
Metalen + zuurstof = metaaloxide

Slide 13 - Tekstslide

Aantoningsreactie
Van sommige reacties is het moeilijk te zien of ze gewerkt hebben.

Daarom zijn er aantoningsreacties

Aantoningsreactie = reactie die aantoont dat een bepaalde stof aanwezig is.

Slide 14 - Tekstslide

Aantoningsreacties
2 goede aantoningsreacties zijn te zien bij het toestel van Hofmann.

Het toestel van Hofmann ontleedt water tot waterstofgas en zuurstof, door middel van elektrolyse.

Waterstofgas en zuurstofgas zijn niet zichtbaar, dus gebruiken we aantoningsreacties.


Slide 15 - Tekstslide

Reagentia
Van sommige stoffen is het moeilijk te zien of ze aanwezig zijn, daarom zijn er reagens.
  • Reagens = Een stof die zichtbaar reageert met een andere stof, waardoor je de aanwezigheid van die andere stof kunt aantonen.
  • Een reagens is selectief, oftewel het reageert maar met 1 stof. Waarom?
  • Wanneer je een reagens gebruikt om een stof aan te tonen, noem je het een aantoningsreactie.

Slide 16 - Tekstslide

Waterstof kan je aantonen door er een vlam bij te houden.
Je krijgt dan een knal geluid.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 17 - Open vraag

Zuurstof kan je aantonen door er een gloeiende
spaander bij te houden. Deze gaat dan feller branden.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 18 - Open vraag

Water kan je aantonen door het te mengen met wit
kopersulfaat. Komt water in contact met wit kopersulfaat,
dan verandert het naar een blauwe kleur.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 19 - Open vraag

Als koolstofdioxide in contact komt met
helder kalkwater, wordt het kalkwater troebel.
Wat is hier de reagens?
Wat neem je waar?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Samengevat

Slide 22 - Tekstslide

8.6

Slide 23 - Tekstslide

Reactiesnelheid
Reactiesnelheid = de snelheid waarmee een chemische reactie verloopt.

5 manieren om reactiesnelheden te beïnvloeden.

1: De soort stof/reactie
Verschillende reacties hebben verschillende snelheden:
  • Het roesten van ijzer (maanden tot jaren)
  • Het opnemen van zuurstof door bloedcellen (milliseconden)


Slide 24 - Tekstslide

Reactiesnelheid
2: Concentratie
Hoe hoger de concentratie van een stof hoe sneller deze reageert.

Concentratie = hoeveelheid stof dat is opgelost in een oplosmiddel

Hogere concentratie →
Hoe meer stof →
Hogere kans dat deeltjes elkaar raken en gaan reageren

Slide 25 - Tekstslide

Reactiesnelheid
3: Temperatuur
Hoe hoger de temperatuur →
Hoe meer energie deeltjes hebben →
Hoe sneller deeltjes bewegen →
Hogere kans dat deeltjes elkaar raken en gaan reageren

Vuistregel:
Door de temperatuur 10 graden te verhogen, zal de reactie 2x sneller verlopen.

Slide 26 - Tekstslide

Reactiesnelheid
4: Verdelingsgraad
Hoe is de vaste stof aanwezig? Als blok? Als poeder?
Het gaat om het contactoppervlak (buitenkant)

Contactoppervlak is groter →
Hogere kans dat een deeltje geraakt wordt →
Hogere kans dat een deeltje gaat reageren


Slide 27 - Tekstslide

Reactiesnelheid
5: Katalysator
Extra stof die je aan een reactie toevoegt.
De reactie gaat hierdoor sneller verlopen.

Vuistregel:
De katalysator wordt GEbruikt, niet VERbruikt.


Slide 28 - Tekstslide

Additieven
Additieven zijn stoffen die extra worden toegevoegd aan voedingsmiddelen.

Additieven worden gebruikt voor:
  • Langere houdbaarheid (conserveringsmiddelen)
  • Betere smaak
  • Andere kleur
  • Emulsies goed gemengd houden (emulgator)

Slide 29 - Tekstslide

E-nummers
E-nummers zijn additieven die zijn goedgekeurd door de EU.

E-nummers staan in de BINAS.

Fabrikanten kiezen of ze de E-nummers of de namen van de stoffen op de verpakking zetten.

Slide 30 - Tekstslide

Oefeningen
Ga aan de slag met de volgende oefeningen:

Hoofdstuk 5 Paragraaf 1:
3, 4, 5, 6, 7, 9 ,10

Hoofdstuk 8 Paragraaf 6:
1, 2a, 5, 8, 9, 11, 14abc

Slide 31 - Tekstslide

Welke leerdoelen beheers je?
Klik op de link, deze opent weer de check. Vul nu de laatste slide in:

Slide 32 - Tekstslide