Relevante pagina's uit het Slim Jezelf Zijn-boek: p.96-97
Extra informatie
Deze les gaat over het voorbereiden van een tekst. In het boek 'Gebruik je hersens' (p. 190) vergelijken ze een boek beginnen te lezen bij pagina 1 met het lopen in het donker door een onbekend huis. Zonder een goede voorbereiding weet je aan het einde van de tekst vaak niet wat je precies heb gelezen, of hoe het huis eruit ziet. Ze stellen dat het effectiever is om een boek te lezen als een legpuzzel.
Kijk nog eens in je Slim jezelf zijn boek, over welk onderwerp wil jij lessen?
A
Creativiteit
B
Wilskracht
C
Slim teksten leren
D
Samenwerken
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat wil je over dit onderwerp weten?
Slide 4 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Teksten voorbereiden
Een goede voorbereiding bij het leren van een tekst is het halve werk.
Twee manieren van voorbereiden zijn:
Het scannen van een tekst.
Het chunken van een tekst.
Slim Teksten leren
Slide 5 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Door een tekst te scannen vind je de grote
lijnen van de tekst.
Hierdoor kun je de tekst makkelijker
begrijpen en onthouden.
Voorbereiden manier 1:
Scannen
Slide 6 - Tekstslide
Verwijs terug naar de tekst over "De was doen". Hier was de titel de grote lijn of de rand van de puzzel.
Extra informatie
Door een tekst te scannen leg je de randen van de puzzel. Om een globaal beeld te krijgen van een tekst kan je de inhoudsopgave, titels en subtitels lezen. Vervolgens kan je een röntgenfoto maken door de afbeeldingen, vetgedrukte woorden en eerste en laatste zin van een alinea te lezen.
Scan een tekst door te kijken naar:
Titels en kopjes
Plaatjes en foto's
Dikgedrukte woorden
De eerste en laatste zin van alinea's
Scannen
Slide 7 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Vraag aan de leerlingen waarom het bijvoorbeeld belangrijk is om de eerste en laatste alinea van een tekst te lezen. (Antwoord: omdat hier vaak de belangrijkste boodschap van de alinea wordt gegeven).
Scan de tekst op pagina 94.
Kijk naar de titel, kopjes,
dikgedrukte woorden en
plaatjes.
Je krijgt 15 seconden.
timer
0:15
Uitproberen!
Slide 8 - Tekstslide
Let op: Voor deze slide hebben de leerlingen werkblad 2 nodig.
Deel werkblad 2 uit. Leg het blad op tafel met de achterkant naar boven.
Zorg ervoor dat de leerlingen pas beginnen met de oefening als de timer aan staat.
Waar zou de tekst over gaan?
Slide 9 - Open vraag
Laat de leerlingen hun werkblad opbergen.
Laat de leerlingen de vraag beantwoorden.
Stel jij het leren van een lange tekst weleens uit?
Vaak
Soms
Bijna nooit
Slide 10 - Poll
Lees de slide voor.
Vraag aan de leerlingen hoe het komt dat zij het leren van een lange tekst wel/niet uitstellen.
Lange teksten kunnen voelen als veel werk om te leren.
Hierdoor stel je het leren soms uit. Je hebt dan geen zin of bent bang dat onthouden toch niet lukt.
Lange teksten
Slide 11 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Chunken is het verdelen van tekst in kleinere stukken, zoals een paragraaf.
Door chunken wordt de kans dat je het leren uitstelt kleiner. Ook kan je kleinere stukken tekst makkelijker herhalen en onthouden.
Voorbereiden manier 2: Chunken
Slide 12 - Tekstslide
Extra informatie
Nadat je de hoofdlijnen van een boek in kaart hebt gebracht, werkt het stellen van doelen (preview) om efficiënt te blijven lezen. Het chunken van stukken helpt hierbij. Door achteraf het stuk tekst in één zin samen te vatten kan de leerling zichzelf trainen in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Chunk een tekst in drie stappen:
1. Stel een leesdoel (bijv. 1 paragraaf of 15 minuten).
2. Lees tot en met je doel.
3. Vat de tekst samen in 1 of 2 zinnen.
Herhaal dit tot je alles hebt gelezen.
Chunken
Slide 13 - Tekstslide
Extra informatie
Nadat je de hoofdlijnen van een boek in kaart hebt gebracht, werkt het stellen van doelen (preview) om efficiënt te blijven lezen. Het chunken van stukken helpt hierbij. Door achteraf het stuk tekst in één zin samen te vatten kan de leerling zichzelf trainen in het onderscheiden van hoofd- en bijzaken.
Oefenen met chunken
- Neem er een studieboek bij (online of op papier)
- Kies een hoofdstuk dat je moet leren voor de volgende toetsweek
- Scan de tekst en maak een leesdoel voor jezelf, je gaat 5 minuten lezen
- Vat in een of twee zinnen (minstens 14 woorden) samen waar de gelezen tekst over gaat
Slide 14 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Vul hier je samenvatting in:
Slide 15 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 16 - Tekstslide
Extra informatie
'Mijn experiment' is de laatste stap van het proces. Bij de check is de huidige aanpak duidelijk geworden. Bij het ervaren zijn ze aan de slag gegaan met een andere manier van leren. Nu is het tijd voor de leerlingen om te bedenken wat ze hiervan mee willen nemen om uit te proberen, verder mee te oefenen of een nieuwe, waardevolle gewoonte van te maken. Het helpt om dit plannetje zo concreet mogelijk te maken. Dat zorgt ervoor dat het makkelijker wordt om het experiment ook daadwerkelijk uit te voeren.
Wij geven steeds drie voorbeelden van passende experimenten, maar het is belangrijk dat leerlingen ook de ruimte voelen om zelf iets te kiezen, mits het concreet is.
Wanneer ik dit weekend voor mijn aardrijkskundetoets ga leren, ga ik chunken toepassen op hoofdstuk 6.
Om de grote lijnen van biologie te begrijpen ga ik voor de les van donderdag hoofdstuk 3 scannen.
Elke keer dat ik deze week een tekst ga lezen, ga ik eerst een minuut besteden aan voorbereiden.
Voorbeelden van een experiment
Slide 17 - Tekstslide
Lees de slide voor.
Laat de leerlingen een van de experimenten kiezen die zij de komende week gaan uitproberen.
Als de leerlingen zelf een goed idee hebben voor een experiment, kunnen zij dat ook kiezen. Daarbij is het wel belangrijk dat het concreet is.
De leerlingen kunnen op de volgende slide hun experiment invullen.
Wat wordt jouw experiment? Kies een van de voorbeelden of bedenk zelf een experiment Dit ga je komende week uitvoeren!
Slide 18 - Open vraag
Benoem dat het belangrijk is om het zo concreet mogelijk te maken.
Vraag een aantal leerlingen of ze hun experiment willen toelichten.
Als een experiment nog niet zo concreet is, kan je er op doorvragen. ("Wat ga je precies doen?", "Voor welk vak?", "Wanneer ga je het doen?", "Wat is de eerste stap?")