In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Burgers en stoommachines
Herhaling Industriële Revolutie
(even weer er in komen)
Slide 1 - Tekstslide
In welke sector werken de meeste Engelsen in 1750?
A
Landbouw
B
Industrie
Slide 2 - Quizvraag
De bevolking in Engeland groeit hard rond 1750, wat is hiervan het directe gevolg?
A
Er ontstaan fabrieken.
B
Er is meer vraag naar kleding.
C
Meer mensen krijgen kinderen.
Slide 3 - Quizvraag
Schietspoel
1733
Om sneller kleding te maken, moet je sneller kunnen weven.
De Engelsman John Kay vond de schietspoel uit. Hiermee kun je veel sneller weven dan met de hand.
De schietspoel was nog geen échte machine: het bedienen ging met de hand.
Slide 4 - Tekstslide
Welke belangrijke uitvinding wordt in deze tijd gedaan?
A
Stoommachine
B
Trein
C
Fabrieken
D
Auto
Slide 5 - Quizvraag
Stoommachine
rond 1764
De eerste werkende stoommachine van de Industriële Revolutie was die van Thomas Newcomen rond 1705
Pas door de verbeteringen van James Watt kon de stoomachine pas echt worden ingezet
De Engelsman James Watt voerde een aantal belangrijke veranderingen door in Newcomen's stoommachine waardoor het gebruik en de inzet makkelijker werden.
Slide 6 - Tekstslide
Welk begrip hoort bij deze betekenis: Periode van grote en snelle verandering in West-Europa door de komst van industrie; deze periode duurde van 1760 tot 1850.
A
Industrialisatie
B
Kapitalisme
C
Industriële revolutie
D
Monarchie
Slide 7 - Quizvraag
Wat is industrialisatie?
A
Een periode van grote en snelle verandering door de komst van industrie.
B
Het ontstaan van industrie (fabrieken) in een gebied waar eerst vooral landbouw was.
C
Een speciale dans.
D
Mensen die in fabrieken werken.
Slide 8 - Quizvraag
Gevolgen van de industrialistatie
Huisnijverheid (gedaan door boeren) kan niet meer concurreren tegen de fabrieken.
Arbeiders trekken naar de stad: urbanisatie
Steden groeien erg snel
Slide 9 - Tekstslide
Arbeidsomstandigheden
Saaaaaaaai (door arbeidsdeling/lopende band)
Lange werkdagen (14 uur per dag)
Gevaarlijk
Geen enkel recht
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)
Slide 10 - Tekstslide
Kinderarbeid
Goedkope arbeidskrachten
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
Ze zijn goedkoper
Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines