Combinatoriek

combinatoriek
Combinatoriek
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

combinatoriek
Combinatoriek

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

De coach van een bastketballteam beschikt over een basisteam van twaalf spelers. Op hoeveel manieren kan hij een team van vijf spelers samenstellen?

Slide 7 - Open vraag

De coach kan op 
12 x 11 x 10 x 9 x 8 = 95040 manieren 
een team van vijf spelers samenstellen uit een selectie van 12 spelers. 

Voor de eerste speler kan hij kiezen uit 12 spelers, voor de tweede speler uit 11, etc. tot hij een team van vijf spelers heeft. 

Slide 8 - Tekstslide


Artikelcode met twee letters en drie cijfers. Hoeveel verschillende artikelcodes zijn mogelijk?
A
26 x 25 x 10 x 9 x 8 = 468000
B
26 x 1 x 10 x 9 x 8 = 18720
C
26 x 26 x 10 x 10 x 10 = 676000
D
1 x 1 x 10 x 9 x 8 = 720

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide


Artikelcode met twee letters en drie cijfers. Hoeveel verschillende artikelcodes zijn mogelijk wanneer elke letter en elk cijfer maar één keer gebruikt mag worden?
A
26 x 25 x 10 x 9 x 8 = 468000
B
26 x 1 x 10 x 9 x 8 = 18720
C
26 x 26 x 10 x 10 x 10 = 676000
D
1 x 1 x 10 x 9 x 8 = 720

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide


Hoeveel mogelijkheden zijn er wanneer de code begint met een A, eindigt met een 0, en er geen herhalingen zijn?
A
1 x 25 x 9 x 8 x 7 = 12600
B
1 x 25 x 10 x 9 x 8 = 18000
C
1 x 26 x 10 x 9 x 1 = 2340
D
1 x 25 x 9 x 8 x 1 = 1800

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide


 Hoeveel verschillende codes zijn er mogelijk wanneer een code begint met twee dezelfde letters en elk cijfer maar één keer gebruikt mag worden?
A
26 x 25 x 10 x 9 x 8 = 468000
B
26 x 1 x 10 x 9 x 8 = 18720
C
26 x 26 x 10 x 9 x 8 = 486720
D
1 x 1 x 10 x 9 x 8 = 720

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Hoeveel getallen zijn mogelijk met alleen maar oneven cijfers?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


Op hoeveel manieren kun je via A naar D lopen via C?

Slide 20 - Open vraag


Op hoeveel manieren kun je van A naar D lopen via B?

Slide 21 - Open vraag


Op hoeveel manieren kun je in totaal van A naar D lopen?
A
2+3+4+3=13
B
2 x 3 +4 x 3 = 18
C
2 x 3 x 4 x 3 = 72

Slide 22 - Quizvraag

Je kunt óf via C (de bovenkant) óf via B (de onderkant) naar D lopen. Via C kan op 6 manieren en via B op 12 manieren. Vanuit A kun je dus op 18 manieren naar D lopen. 
Je kunt niet via C én B naar D lopen!

Slide 23 - Tekstslide


Hoeveel uitkomsten zijn er met alleen geel?

Slide 24 - Open vraag


Hoeveel uitkomsten zijn er met drie keer dezelfde kleur?

Slide 25 - Open vraag

Aantal uitkomsten met drie keer geel:
2 x 1 x 2 = 4
Aantal uitkomsten met drie keer blauw:
2 x 1 x 1 = 2 
Aantal uitkomsten met drie keer rood:
0 x 1 x 3 = 0

Aantal uitkomsten met óf drie keer geel óf drie keer blauw óf drie keer rood:
4 + 2 + 0 = 6

Slide 26 - Tekstslide

Voor een gelijke kleur moeten schijf 1 én schijf 2 én schijf III dezelfde kleur aangeven --> vermenigvuldigingsregel

Bij eenzelfde kleur voor alle drie de schijven moeten ze óf allemaal blauw óf allemaal geel óf allemaal rood  zijn --> somregel. De mogelijkheden voor drie rode, gele en blauwe schijven moeten dan bij elkaar worden opgeteld. 


Slide 27 - Tekstslide

De somregel:

Een gecombineerde handeling die bestaat uit handeling I die op p manieren kan worden uitgevoerd óf handeling II die op q manieren kan worden uitgevoerd, kan op p + q manieren worden uitgevoerd. 

Slide 28 - Tekstslide

EINDE

Slide 29 - Tekstslide