verkleinwoorden en meervoudsvormen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

verkleinwoorden en meervoudsvormen

Doel van deze les:

1. Je weet wat verkleinwoorden zijn en hoe je deze moet schrijven.

2. Je weet wat meervoudsvormen zijn en hoe je deze moet schrijven. 

Noem een voorbeeld van een "verkleinwoord".

Een verkleinwoord is altijd een

1. bijvoeglijk naamwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. werkwoord
4. lidwoord

Verkleinwoorden

1. tostietje
2. tosti'tje
3. tostie'tje
4. tostitje

Verkleinwoorden

1. colaatje
2. cola'tje
3. cola-tje

Verkleinwoorden

1. laatje
2. ladetje
3. laadje
4. ladje

Verkleinwoorden

1. woningkje
2. woninkje

verkleinwoord baby

1. baby'tje
2. babietje

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?

1. kano'tje
2. kanotje
3. kanoo'tje
4. kanootje

meervoudsvormen

Een kat.... Twee

1. katen
2. katten
3. katers
4. kats

Een doos.... Twee .....

1. dosen
2. doosen
3. dozen
4. doozen

Meervoud: wat is het meervoud van piano?

1. pianos
2. pianoos
3. piano's
4. pianoo's

meervoud

1. kroketten
2. kroketen

Welk meervoud hoort hierbij?

ree

1. rees
2. reen
3. reën
4. reeën

meervoud van idee

uitleg

Kan er verwarring over de uitspraak ontstaan, gebruik dan een trema op de klinker waarmee de volgende lettergreep begint.

1. ideën
2. ideeën
3. ideëen
4. idees

Welk meervoud hoort hierbij?

kolonie

1. Kolonies
2. Koloniën
3. Kolonieën

Welk meervoud hoort hierbij?

moskee

1. moskeeën
2. moskees
3. moskeën
4. mosks

Welk meervoud hoort hierbij?

theorie

1. theorien
2. theorieën
3. theories
4. theoriën

Ben ik klaar voor de exittickets verkleinwoorden en meervoudsvormen?

😒🙁😐🙂😃