Vaak een opsomming ( signaalwoorden: eerst, vervolgens, daarna)
Slide 6 - Tekstslide
betogende tekst
Een betoog is een tekst waarbij de schrijver de lezer wilt overtuigen van zijn/haar mening.
De schrijver heeft één standpunt met meerdere argumenten.
Slide 7 - Tekstslide
S=stelling / A = argument
S: Vuurwerk zal verboden moeten worden. A: Want jaarlijks zijn er honderden slachtoffers door vuurwerk. A: Bovendien is vuurwerk erg slecht voor het milieu. A: Daar komt nog eens bij dat het hartstikke duur is.
Slide 8 - Tekstslide
OF
A: Jaarlijks zijn er honderden slachtoffers door vuurwerk.
A: Bovendien is vuurwerk erg slecht voor het milieu.
A:Daar komt nog eens bij dat het erg zonde is van het geld. S: Vuurwerk zal verboden moeten worden.
Slide 9 - Tekstslide
Tips betogende tekst
Waar komt de tekst vandaan? ( recensie op een website / artikel / ingezonden brief)
De schrijver geeft zijn mening, maar probeert dit zo feitelijk mogelijk te beschrijven. Zit vaak ook veel informatie in. Goed opletten dus!
één standpunt met meerdere argumenten.
Slide 10 - Tekstslide
Activerende tekst
Activerende tekst is een tekst waarbij de schrijver de lezer "actief" wilt maken.
Nu 1 plus 1 gratis op alle frisdrank. (jij moet van de bank opstaan en naar de winkel gaan om dit product te kopen)
Slide 11 - Tekstslide
Tips bij activerende tekst
Waar komt de tekst vandaan?
(reclamefolder, advertentie, brochure van bijv. CenterParks)
De schrijver wilt jou overhalen om iets te gaan doen.
21 juni open dag bij het ROC, kom jij ook? Deze week een broodje kroket voor 1 euro Heerlijk een weekje weg? Boek dan nu ....
Slide 12 - Tekstslide
De schrijver heeft één standpunt en geeft daar meerdere argumenten bij.
A
Instructieve tekst
B
Betogende tekst
C
Informatieve tekst
Slide 13 - Quizvraag
Een voorbeeld van een instructie is
A
een krantenartikel
B
een blog
C
een recept
D
een stripverhaal
Slide 14 - Quizvraag
Een reclamefolder is een
A
betogende tekst
B
informatieve tekst
C
instructie
D
activerende tekst
Slide 15 - Quizvraag
De tekst wordt vaak stapsgewijs opgeschreven. Dit hoort bij
A
een instructieve tekst
B
een informatieve tekst
C
een betogende tekst
D
een activerende tekst
Slide 16 - Quizvraag
In deze tekst staan veel feiten
A
een betogende tekst
B
een instructieve tekst
C
een informatieve tekst
D
een activerende tekst
Slide 17 - Quizvraag
Welke hoort bij een activerende tekst
A
een gebruiksaanwijzing van een telefoon
B
een blog over reizen
C
een folder van de zuivelhoeve
D
een artikel over katten
Slide 18 - Quizvraag
Wat past bij "perceptie"
A
feit
B
beeld
C
begrip
D
uitleg
Slide 19 - Quizvraag
informatieve tekst
betogende tekst
instruerende tekst
activerende tekst
een folder van AH
één standpunt
overtuigen van een mening
een artikel over hoe chips wordt gemaakt
een recept
Slide 20 - Sleepvraag
Wat past bij het tekstdoel "amuseren"
A
Kookboek
B
Leesboek
C
Krant
D
gebruiksaanwijzing
Slide 21 - Quizvraag
Waar in een tekst vind je vaak de aanleiding
A
In het slot
B
In de derde alinea
C
in de inleiding
D
dat is de eerste zin van een tekst
Slide 22 - Quizvraag
Nog even dit
Veel voorkomende vraag: In de inleiding staat de aanleiding van de tekst. Wat is deze aanleiding?
De aanleiding is WAAROM iets gebeurt, dus waarom deze tekst geschreven wordt.
Slide 23 - Tekstslide
Verder oefenen?
https://oefenen.facet.onl/
Dit zijn oude examens, dus dit is wat je kunt verwachten bij het echte examen! Zeker een aanrader!
Slide 24 - Tekstslide
Ga met je muis in de paarse balk helemaal naar rechts "MBO-examens"
Kies "Nederlandse Taal"
Kies voor een examen van niveau 2F Scroll naar beneden en klik op "Start Examen"
Slide 25 - Tekstslide
Examentraining
Thema 8 – taak 37: Bereid je voor op het Centraal examen Luisteren