2PR Engels woordjes thema 3
1 / 16
Lesduur is: 15 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Vertaal het volgende woord in het Engels: WANNEER
Slide 2 - Open vraag
Hoe vertaal je "MAAR" in het Engels?
A
Moar
B
Bud
C
Butt
D
But
Slide 3 - Quizvraag
Wat is het Engelse woord voor "STAD"
Slide 4 - Open vraag
Wat is de Engelse vertaling voor "WEET IK NIET"
A
I don't know
B
Don't know
C
Know I not
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de Engelse vertaling voor "WINKELEN"
Slide 6 - Open vraag
Wat betekent "SAY" in het Nederlands?
A
Zee
B
Zeg
C
Zaag
D
Saai
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de Engelse vertaling voor "JONGEN"
Slide 8 - Open vraag
Hoe zeg je "DAG" in het Engels?
A
Baj baj
B
Bye bye
C
Bey Bey
D
Hi
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de Engelse vertaling voor "PA"
Slide 10 - Open vraag
Hoe vertaal je "GO OUT" in het Nederlands?
A
Uitgaan
B
Ga weg
C
Ga naar buiten
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de vertaling van "VANAVOND" in het Engels?
Slide 12 - Open vraag
Wat is de Nederlandse vertaling van "GREAT"
A
Groot
B
Groet
C
Groei
D
Fantastisch
Slide 13 - Quizvraag
Wat is de vertaling van "BEDANKT" in het Engels?
Slide 14 - Open vraag
Wat is de vertaling van "EVERYBODY" in het Nederlands?
A
iedereen
B
lichaam
C
alles
D
elke
Slide 15 - Quizvraag
Wat is de vertaling van "GELD" in het Engels?
