Week 3 - Lesson 1


Week 3 - Lesson 1
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Week 3 - Lesson 1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
1. Read book
2. Present Perfect
3. Exercises / Homework

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Read your book
In silence!
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


The Present Perfect

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet de Present Perfect er uit?
  • Have + voltooid deelwoord
  • I, you, we, they
  • Has + voltooid deelwoord
  • he, she, it
  • Regelmatig: hele werkwoord + ed
  • Onregelmatig: 3e vorm

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen en ontkenningen
  • Vragen: Zet have of has vooraan de zin:
  • Have you bought that dog yet?
  • Ontkenningen: zet not achter have of has
  • He has not won the lottery.

  • Je gebruikt dus altijd hetzelfde hulpwerkwoord en voltooid deelwoord!

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer Present Perfect?
De Present Perfect gebruik je in de volgende situaties:
  1. Als iets in het verleden begonnen is en nu nogsteeds doorgaat: I have lived here for ten years.
  2. Als iets net is afgelopen (en je merkt nu het resultaat): I have just lost my keys!
  3. Als iets in het verleden is gebeurd maar er staat niet wanneer: My parents have bought a dog.
  4. Om te praten over ervaringen tot nu toe: I have never been to France.

Signaalwoorden: for, yet, never, ever, just, already, since, lately
Ezelsbrug = FYNE JAS

Slide 7 - Tekstslide

ezelsbrug = fyne jas
welk signaalwoord zit niet in fyne jas = lately {maar hoort er wel bij}
F staat voor = for
Y staat voor = yet
N staat voor = never
E staat voor = ever
J staat voor = just
A staat voor = already
S staat voor = since
Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which sentence is the present perfect?
A
He lives here for ten years
B
He lived here for ten years
C
He has lived here for ten years
D
He is living here for ten years

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
He has won the lottery.
B
He have won the lottery.
C
He has win the lottery.
D
He have win the lottery.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
They have walked here.
B
They have walk here.
C
They has walk here.
D
They has walked here.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Has bought he a dog?
B
Has he a dog bought?
C
Has he bought a dog?
D
He has bought a dog?

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which is correct?
A
Won we the lottery?
B
Have won we the lottery?
C
Have the lottery we won?
D
Have we won the lottery?

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Homework / Exercises
* Do pages 4 - 8
* Do pages 23 - 26
* Do pages 9 - 11
* Do pages 27 - 29
Homework
* Do pages 4 - 8 + 23 - 26
*  Study vocabulary A country - healthy 
* Study Irregular verbs Awake - Show

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies