Verleden tijd zwakke werkwoorden

Noteer een werkwoord
in de tegenwoordige tijd
in de ik-vorm, dus: ik ...
1 / 22
volgende
Slide 1: Woordweb
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Noteer een werkwoord
in de tegenwoordige tijd
in de ik-vorm, dus: ik ...

Slide 1 - Woordweb

Zet nu hetzelfde werkwoord
in de verleden tijd, dus: ik ...

Slide 2 - Woordweb

Wat gebeurde er bij jouw werkwoord in de verleden tijd?
A
Er kwam -te of -de achter
B
Het veranderde van klank

Slide 3 - Quizvraag

De verleden tijd
ik werk - ik werkte - ik heb gewerkt

ik breek - ik breekte - ik heb gebreekt ???

Slide 4 - Tekstslide

De verleden tijd
Zwakke werkwoorden

Sterke werkwoorden

Slide 5 - Tekstslide

De verleden tijd
Zwakke werkwoorden
ik werk - ik werkte - ik heb gewerkt
Sterke werkwoorden
ik breek - ik brak - ik heb gebroken

Slide 6 - Tekstslide

Sterke werkwoorden
Veranderen van klank

Slide 7 - Tekstslide

Welk werkwoord is een
sterk werkwoord?
A
koken
B
kammen
C
kopen
D
klappen

Slide 8 - Quizvraag

Bedenk zelf een sterk werkwoord
in de tegenwoordige tijd
in de ik-vorm, dus: ik ...

Slide 9 - Woordweb

Zwakke werkwoorden
Veranderen niet van klank > regels

Slide 10 - Tekstslide

Regels van zwakke werkwoorden (vt)
1. Zet het werkwoord in de ik-vorm 
Bijvoorbeeld: lachen - ik lach
2. Zet -de of -te achter de ik-vorm (één persoon/ding)
Bijvoorbeeld: ik/jij/hij lachte
3. Zet -den of -ten achter de ik-vorm (meer personen/dingen)
Bijvoorbeeld: wij/jullie/zij lachten

Slide 11 - Tekstslide

Wanneer gebruik je nu -de(n)/-te(n)?
Als een werkwoord -en eindigt op:
1.  t, k, f, s, ch, p, x
gebruik je ik-vorm + te(n)
Herken je het ezelsbruggetje al?
2. een klinker (a, e, i, o, u, y/ij) of b, d, g, l, m, n, r, v, w, z
gebruik je ik-vorm + de(n)
Geen ezelsbruggetje?

Slide 12 - Tekstslide

Hoe werkt het?
1. Haal van het werkwoord -en af.
2. Kijk naar de laatste letter van het werkwoord -en.
3.  t/f/k/s/ch/p/x? > ik-vorm + te(n)
4. b/d/g/l/m/n/r/v/w/z of klinker (a/e/i/o/u/y/ij)? > ik-vorm + de(n)
5. Bij de t > te(n)
6. Bij de d > de(n)

Slide 13 - Tekstslide

Bedenk alleen of in tweetallen een ezelsbruggetje voor de letters die -de(n) krijgen: a, e, i, o, u, y, ij, en/of b, d, g, l, m, n, r, v, w, z

Slide 14 - Open vraag

Bedenk een nieuw ezelsbruggetje voor de letters die -te(n) krijgen: t, f, k, s, ch, p en x.

Slide 15 - Open vraag

Zelfstandig werken
Oefen de spellingregels met de opdrachten (online).
H5 Taalverzorging: verleden tijd van zwakke werkwoorden 

Slide 16 - Tekstslide

Een zwak werkwoord ...
A
verandert van klank
B
verandert niet van klank

Slide 17 - Quizvraag

Wat is GEEN zwak werkwoord?
A
voelen
B
praten
C
horen
D
ruiken

Slide 18 - Quizvraag

Wat is GEEN sterk werkwoord?
A
schrijven
B
typen

Slide 19 - Quizvraag

Welke is goed?
A
kookte
B
kookde

Slide 20 - Quizvraag

Welke is goed?
A
gooite
B
gooide

Slide 21 - Quizvraag

Welke is goed?
A
koste
B
kostte
C
kosde

Slide 22 - Quizvraag