In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
H8 formules en grafieken oefenen
Slide 1 - Tekstslide
8.1 Regelmaat
Maak de tabel af op je werkblad (som 1)
Tijd
0
1
2
3
4
5
€
5
8,75
12,50
Slide 2 - Tekstslide
Wat was de regelmaat in de tabel van de vorige vraag
Slide 3 - Open vraag
Kijk de tabel na
Tijd
0
1
2
3
4
5
€
5
8,75
12,50
16,25
20
23,75
Slide 4 - Tekstslide
8.1 Regelmaat
Maak de tabel af op je werkblad (som 2)
Tijd
0
1
2
3
4
5
€
3
5,60
8,20
Slide 5 - Tekstslide
Wat was de regelmaat in de tabel van de vorige vraag?
Slide 6 - Open vraag
Kijk de tabel na
Tijd
0
1
2
3
4
5
€
3
5,60
8,20
10,80
13,40
16
Slide 7 - Tekstslide
Een grafiek van een tabel met regelmaat is een.......
Slide 8 - Open vraag
8.2 grafieken
Wiebe doet mee aan een sponsorloop.
Hij krijgt een vast bedrag van €20 en per ronde €3
maak de tabel en de bijbehorende grafiek op je werkblad.
(Som 3)
Slide 9 - Tekstslide
Kijk de tabel en grafiek na
Slide 10 - Tekstslide
On
A
Slide 11 - Quizvraag
Sleep de tekst naar de juiste plek
Vast bedrag
Bedrag per kaart
Slide 12 - Sleepvraag
Tankinhoud (liters) = 140 - 0,8 x afstand (km)
Wat is de tankinhoud van de auto als hij helemaal vol is?
Slide 13 - Open vraag
Tankinhoud (liters) = 140 - 0,8 x afstand (km)
Hoeveel liter benzine gebruikt hij per 1 km?
Slide 14 - Open vraag
Tankinhoud (liters) = 140 - 0,8 x afstand (km)
Tom gaat 50 km rijden. Hoeveel liter benzine is er nog over na deze rit?
Slide 15 - Open vraag
Tankinhoud (liters) = 140 - 0,8 x afstand (km)
Is hier sprake van een stijg- of daalgetal?
Slide 16 - Open vraag
Kosten (€) = 0,80 x aantal kaarten + 4
Wat is het vaste bedrag in de formule?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Open vraag
Kosten (€) = 0,80 x aantal kaarten + 4
Wat betaal je per kaart?
Slide 19 - Open vraag
Kosten (€) = 0,80 x aantal kaarten + 4
Is hier sprake van een stijg- of daal getal en waar zie je dat aan?
Slide 20 - Open vraag
Kosten (€) = 0,80 x aantal kaarten + 4
Ik koop 45 kaarten, wat moet ik betalen?
Slide 21 - Open vraag
Temperatuur = 25 - 0,2 x tijd
Begingetal
Stijggetal
Daalgetal
Slide 22 - Sleepvraag
grafieken maken
temperatuur = 25 - 0,2 x tijd (minuten)
Vul op je werkblad de tabel in en maak de grafiek
(som 4)
Slide 23 - Tekstslide
Kijk de vorige vraag na
Slide 24 - Tekstslide
Jasper gaat met de fiets op vakantie. Er zit een kilometerteller op de fiets. Je kunt de tellerstand berekenen met: Tellerstand (km) = 540 + 15t t is tijd in uren Hij fiets de eerste dag 6 uur, hoeveel staat er nu op de teller?
Slide 25 - Open vraag
Tellerstand (km) = 540 + 15t t is tijd in uren
Hoeveel km stond er op de teller voordat hij ging fietsen?
Slide 26 - Open vraag
Tellerstand (km) = 540 + 15t t is tijd in uren
Na een paar dagen staat er bij het begin van de dag 690 km op de teller, aan het einde van de dag staat er 840 km op de teller. Hoeveel uur heeft hij die dag gefietst?
Slide 27 - Open vraag
Gerard reist met de taxi. Het taxibedrijf berekent de prijs met de formule
Ritprijs (€) = 7,50 + 2,20a a is afstand in km
Hoeveel betaalt Gerard voor een reis van 11 km?
Slide 28 - Open vraag
Ritprijs (€) = 7,50 + 2,20a a is afstand in km Wat is het vaste bedrag?
A
7,50
B
2,20
Slide 29 - Quizvraag
Ritprijs (€) = 7,50 + 2,20a a is afstand in km Wat is de prijs per km?
A
7,50
B
2,20
Slide 30 - Quizvraag
Ritprijs (€) = 7,50 + 2,20a a is afstand in km
Voor lange ritten is de de kilometer prijs €0,06 lager en het starttarief €2 lager.
Wat wordt de nieuwe formule?
Slide 31 - Open vraag
Ritprijs (€) = 7,50 + 2,20a a is afstand in km
Bij een rit naar het vliegveld wordt het startbedrag €4 hoger en per kilometer wordt het €0,13 lager.
Wat is de nieuwe formule?
Slide 32 - Open vraag
Wat vind je nog moeilijk en wil je graag nog oefenen?